The Oxford Handbook of the self
Bij Oxford University Press loopt een reeks van Handbooks in Philosophy , met als delen bijvoorbeeld Free will , Philosophy of mind en Bioethics . Recentelijk verscheen The Handbook of the self , zoals gebruikelijk een dik boek, met daarin onder redactie van de filosoof Shaun Gallagher een mooie collectie hoofdstukken van verschillende toonaangevende auteurs op het gebied van ‘het zelf’. Kenmerkend voor Gallagher is dat hij niet alleen filosofie met empirische wetenschap verbindt, maar in zijn werk ook geregeld aandacht aan psychiatrische stoornissen besteedt. Bijzonder is verder dat hij naast de Angelsaksische filosofische traditie de continentale wijsbegeerte, meer specifiek de fenomenologie, een belangrijke plaats geeft.
Deze benadering is duidelijk terug te vinden in dit handboek. Het is dan ook een bundel met zeer uiteenlopende, soms ook verrassende en interdisciplinaire perspectieven op het zelf: van het zelf bij baby’s, robots en chimpansees tot het zelf in het boeddhisme en in relatie tot het brein, verantwoordelijkheid en autisme – waarbij er ook nadrukkelijk aandacht is voor de vraag of het zelf überhaupt bestaat. De hoofdstukken zijn in feite afzonderlijke essays, hetgeen met name in de inleidende delen tot enige – maar niet bezwaarlijke – overlap leidt.
In het hoofdstuk ‘ The structure of self-consciousness in schizophrenia ’ laten Parnas en Sass mede aan de hand van uitspraken van patiënten zien hoe de zelfbeleving in de vroege fase van schizofrenie verandert. Hun benadering is tweeledig. Enerzijds willen ze de fenomenologie gebruiken om de zelfveranderingen bij schizofrenie te verhelderen. Anderzijds willen ze de psychopathologie gebruiken om ‘ fenomenologische claims over de structuur van het zelfbewustzijn te valideren ’. Hierbij is het van belang dat wat een patiënt precies ervaart wellicht niet zo makkelijk te achterhalen is, vanwege de mogelijke onzegbaarheid van veranderingen in het zelf. Parnas en Sass wijzen erop dat de taal zich nu eenmaal niet ontwikkeld heeft om de subtiliteiten van subjectieve toestanden uit te drukken. Voor patiënten zou het derhalve moeilijk kunnen zijn hun ervaringen onder woorden te brengen.
Het essay van Jennifer Radden gaat over multiple selves . Ze richt zich op dissociatieve stoornissen, maar ook op meer alledaagse vormen van wat ze ‘ psychische heterogeniteit ’ noemt. Ons zelf is niet in alle opzichten een eenheid, ‘ single-minded ’: we hebben als mens soms heel verschillende plannen of projecten. Radden onderzoekt hoe de pathologische vorm van ‘ multiple selves ’ te onderscheiden is van alledaagse vormen van heterogeniteit in het zelf.
Peter Hobson verwerkt in zijn hoofdstuk over autisme veel empirisch-wetenschappelijke gegevens. Hij gaat onder andere in op zelf- en andergerelateerde taaluitingen van kinderen met autisme, zoals het verschijnsel dat deze kinderen naar zichzelf als ‘hij’ kunnen verwijzen. Volgens Hobson lijkt het erop dat autisme niet alleen een stoornis is in zelf-anderrelaties, maar ook in zelfbewustzijn. Overigens, ook buiten het Self pathologies -deel komen psychiatrische stoornissen, zij het korter, aan de orde. Zo gaat Alfred Mele in een hoofdstuk over zelfcontrole en wilszwakte in op verslaving.
Het zelf is – ook los van de directe link met specifieke stoornissen – voor psychiaters een boeiend thema. Dit Handbook of the self geeft er een indrukwekkend overzicht van.
G. Meynen