A collaborative approach to eating disorders
Dit is een uitstekend boek voor professionals die geïnteresseerd zijn in de huidige stand van zaken op het gebied van kennis over, onderzoek naar en behandeling van eetstoornissen. Uitgangspunt is dat op het terrein van eetstoornissen samenwerking noodzakelijk is, mogelijk nog meer dan bij andere stoornissen. Vanuit de klinische praktijk is er inmiddels brede ervaring dat multidisciplinaire samenwerking tussen somatische, psychologische en psychiatrische zorg bij eetstoornissen een voorwaarde is. De redacteuren geven door hun achtergrond een voorbeeld van dit thema: June Alexander worstelde zelf met een eetstoornis, Janet Treasure is een wereldwijd gerenommeerde hoogleraar en researcher op dit gebied. De bijdragen zijn geschreven door een verscheidenheid aan auteurs, allen expert op hun terrein.
Het boek bestaat uit vier delen. In deel 1 wordt aandacht besteed aan factoren die zowel risico op als weerstand tegen eetstoornissen bieden. In deel 2 wordt een overzicht gegeven van verscheidene succesvolle behandelingen gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en de klinische praktijk, waaronder gezinsbehandeling, psychotherapie en farmacologie. Deel 3 beschrijft verschillende subgroepen, en in het laatste deel gaat de aandacht naar de cultuuromslag die nodig is om de kwaliteit van research en zorg te verbeteren. De artikelen zijn kort en toch helder geschreven. Vignetten verduidelijken de problematiek die wordt behandeld en elke bijdrage eindigt met een lange lijst met referenties.
Hoewel de kennis over de aard en oorzaak van eetstoornissen is toegenomen en er wetenschappelijk bewijs is dat behandelingen als cognitieve gedragstherapie en gezinstherapie voor bepaalde eetstoornissen of subgroepen effectief kunnen zijn, blijft verder onderzoek naar verbetering van zorg dringend noodzakelijk. Sympathiek aan dit boek is dat de auteurs proberen een brug te slaan tussen wetenschap en praktijk. De aanbeveling om ook het gezin bij de behandeling van adolescenten te betrekken is bijvoorbeeld redelijk evidence-based , maar er blijven nog veel vragen onbeantwoord. In het hoofdstuk over de gezinscontext stellen de auteurs dat de onderzoeksopzet naar gezinsfactoren kan verbeteren door vragen te stellen naar de werking en verbetering van de huidige interventies, in plaats van naar de ontwikkeling van de eetstoornis in de familie.
Hoewel beperkt in relatie tot de grote omvang van het terrein van eetstoornissen, geeft dit boek een goed inzicht in de huidige theorie en praktijk op het gebied van eetstoornissen voor wie zijn kennis wil bijspijkeren. De grootste bijdrage is de inspiratie die het oproept om deze hardnekkige problematiek noodzakelijkerwijs gezamenlijk aan te pakken.
Sonja Fleminger