Neuropsychoanalysis in practice. Brain, self, and objects
In het geschrift Entwurf einer Psychologie ontvouwde Sigmund Freud reeds in 1895 zijn ideeën over het verband tussen neuronale mechanismen en psychodynamische concepten. Freud was echter niet tevreden over zijn poging, zag af van publicatie en richtte zich vervolgens op de beschrijving en interpretaties van psychologische functies zonder deze nog te relateren aan neuronale processen. Hoewel het oorspronkelijke werk postuum in 1950 alsnog werd gepubliceerd, bleef een neurobiologische onderbouwing van de psychoanalyse lange tijd uit beeld. Daarin kwam een kentering onder meer naar aanleiding van een artikel van de latere Nobelprijswinnaar Eric Kandel (1998), die opnieuw mogelijkheden aangaf om psychodynamische begrippen te koppelen aan neurobiologische processen.
Samen met andere ontwikkelingen op het gebied van de neurowetenschappen leidde dit tot een opleving van het neuropsychoanalytisch gedachtegoed. Voor een belangrijk deel bestaat de neuropsychoanalyse uit (her)interpretatie van neurobiologische bevindingen in een psychoanalytisch kader. Dat is ook wat Georg Northoff, zelf een neurowetenschapper, in dit boek doet. Per hoofdstuk legt hij een theoretisch concept uit, zoals afweer, narcisme, onbewuste of het zelf, en gaat vervolgens op zoek naar een neurobiologische ondersteuning.
In het tweede deel komt de mentale uitrusting aan de orde: hersenstructuren en netwerken die gekoppeld kunnen worden aan narcisme, het onbewuste en de creatie van het zelf. Als voorbeelden van een verstoorde uitrusting komen psychose en depressie aan de orde. De laatstgenoemde wordt conform de klassieke psychodynamische opgevat als gevolg van vroege verliesbelevingen in de primaire objectrelatievorming. Door reactivatie hiervan later in het leven kan depressiviteit uitgelokt worden. Ondersteunend voor deze hypothese zijn de bevindingen bij patiënten met een depressie van een functionele disbalans tussen subcorticale en limbische kernen, die eveneens een rol spelen bij het terugvinden van autobiografische herinneringen.
Northoff brengt in dit boek een grote hoeveelheid literatuur bij elkaar en toont daarmee een overzicht van het grensgebied tussen neurowetenschappen, filosofie, psychoanalyse en psychiatrie. Toch bevredigt dit boek niet helemaal. Het exploratief zoeken naar onderbouwing geeft namelijk wel aanwijzingen, maar geen bewijs voor de hypothesen uit de psychodynamische theorie. Inhoudelijk beperkt de auteur zich tot de klassieke eenpersoonspsychologie en de structuur van het mentale apparaat. Neurobiologische bevindingen op het gebied van het relationeel functioneren zoals het vermogen tot empathie blijven buiten beschouwing.
Hoewel een uiterlijk detail, toch een opmerking over de merkwaardige omslag. Met het tonen van een kostuum zonder hoofd maakt deze een wat lugubere indruk. Op een tafel ligt afgebeeld een boekje van Freud en een kloek werk van Carl Jung. Jung komt echter in het gehele boek niet voor.
Al met al is dit boek vooral interessant voor neurowetenschappers en psychoanalytici-onderzoekers die ideeën willen opdoen om nieuwe wegen voor onderzoek in te slaan. Als inleiding in de neuropsychoanalyse voor de geïnteresseerde clinicus is het minder geslaagd.
R. Van