The human illnesses. Neuropsychiatric disorders and the nature of the human brain
Psychische stoornissen zijn typisch menselijke aandoeningen. Allereerst omdat de structuur en de werking van de menselijke hersenen in een aantal opzichten sterk verschillen van die van andere zoogdieren. En in de tweede plaats omdat mensen leven in een dynamische culturele omgeving die dieren niet kennen. Williamson en Allman hebben recent een beknopt, maar inhoudelijk rijk boek geschreven, waarin ze de neurobiologische en -psychiatrische aspecten van een aantal typisch menselijke psychische stoornissen bespreken. Ze maken duidelijk dat die uniek zijn juist omdat de menselijke natuur uniek is.
Uit evolutionair en neurowetenschappelijk onderzoek is bekend dat de menselijke hersenen enkele bijzondere trekken hebben. Het is verder door diverse onderzoekers aannemelijk gemaakt dat stoornissen zoals schizofrenie, bipolaire stoornis, autisme, adhd , anorexia nervosa en frontotemporale dementie, de voorbeelden die deze auteurs concreet uitwerken, (ook) betrekking hebben op neurale systemen die, in deze specifieke vorm of omvang en werking, niet bij dieren voorkomen. De menselijke hersenen hebben weliswaar veel overeenkomsten met die van bijvoorbeeld chimpansees, maar de verschillen zijn toch opmerkelijk. In het bijzonder is er een type cellen, de von economo-neuronen (ook wel spindle neuronen genoemd), die vooral bij mensen zijn waargenomen. Deze cellen spelen waarschijnlijk, vanwege hun dendritische structuur, een belangrijke rol bij de binding van allerlei informatiestromen in de hersenen. Allman is op dit terrein specialist.
Williamson en Allman wijzen erop dat psychiatrische stoornissen daarmee in het bijzonder betrekking hebben op verstoringen van de werking van evolutionair recent ontwikkelde systemen. Ze sluiten hierbij aan op de ideeën van Engelse neuroloog John Hughlings Jackson (1835-1911), die meer dan 100 jaar geleden, met veel minder empirische kennis tot zijn beschikking, min of meer hetzelfde beweerde. Het zijn precies die systemen waarin de menselijke hersenen en de functies die daarmee verbonden zijn, zich uiteindelijk onderscheiden van dieren. Anders gezegd: dieren kunnen geen schizofrenie, bipolaire stoornis of autisme krijgen omdat ze specifieke neurale systemen missen, respectievelijk bepaalde (hogere) psychische functies niet kunnen realiseren. Een implicatie hiervan is dat de waarde van dieronderzoek (zoals bij medicijnen) altijd begrensd is waar het onderzoek naar de hoogste, typisch menselijke, psychische functies betreft.
Een belangrijke meerwaarde van dit boek is niet alleen dat goed wordt beschreven wat neurobiologisch gezien de typisch menselijke natuur is en in hoeverre neuropsychiatrische aandoeningen daarop betrekking hebben. De auteurs presenteren aan het einde van het boek ook een model van de structuur en de werking van de menselijke hersenen dat de bevindingen samenbrengt en waaruit voorspellingen kunnen worden afgeleid. Ze maken grofweg onderscheid in: (1) een dorsaal controlesysteem dat betrokken is bij taal en de planning van handelen (betrokken bij schizofrenie), (2) een ventraal controlesysteem dat emoties codeert (betrokken bij bipolaire stoornis) en (3) een systeem dat sociale cognities representeert (betrokken bij autisme). De eerste twee systemen interacteren met het representationele systeem, dat misschien niet uniek is voor mensen, maar bij ons wel het verst is ontwikkeld.
Het nut van hun werk voor onderzoekers is dat het de focus van het neuropsychiatrische onderzoek richt op evolutionair recent ontwikkelde neurale structuren. Daarmee is meteen ook het belang van evolutionair vergelijkend onderzoek aangegeven.
J. van der Stel