The virtuous psychiatrist. Character ethics in psychiatric practice
Kenmerkend voor de huidige Nederlandse psychiatrie is dat psychiaters in hun praktijk sterk worden beïnvloed en bepaald door externe factoren. Psychiaters zullen zich min of meer moeten voegen in kwalitatieve normen vanuit de beroepsgroep (richtlijnen, visitaties), wettelijke verplichtingen, beperkingen opgelegd door zorgverzekeraars, een toenemend rigide zorgrationalisering (en -versimpeling) en ethische waarden en normen. In dit — door velen beleefde — zuurstofarme behandelklimaat is het een verademing om een boek te lezen over de deugdzame psychiater.
De auteurs zijn van mening dat de psychiatrie in kwalitatief opzicht zodanig verschilt van de andere medische specialismen dat aangescherpte, maar ook andere ethische uitgangspunten gelden. Gelet op de complexiteit van psychiatrische problematiek en de kwetsbaarheid van patiënten met psychiatrische stoornissen komt de psychiater in de praktijk niet goed uit met externe ethische waarden en normen zoals deze worden beschreven in de deontologische (ethische plichten) en de utilitaire ethiek. Vaak zal de psychiater recht moeten doen aan patiënten in onzekere, onduidelijke en spanningsvolle situaties. Daarbij is hij of zij voornamelijk aangewezen op eigen inzichten, intuïties, afwegingen en vaardigheden. Dan komen volgens de auteurs de deugden in het geding.
Zij beschrijven in hun studie, die niet zozeer filosofisch, maar vooral van ethisch-praktische aard is, uitgebreid diverse voor de psychiater en het behandelproces relevante deugden. Het gaat voornamelijk om de volgende begrippen: betrouwbaarheid, vertrouwenswaardigheid, fatsoen (ook in de publieke betekenis van het vermijden van de schijn van onethisch gedrag), gendersensitieve deugden, empathie en compassie, oprechte menselijke warmte, zelfkennis en integriteit, (hoopvol) geduld, vastberadenheid en vasthoudendheid, onbaatzuchtigheid en realisme, respect voor de patiënt en diens behandelproces, moreel leiderschap (in organisaties), authenticiteit en oprechtheid, en ten slotte de metadeugd phronesis (een term van Aristoteles die betekent: praktische wijsheid).
Opmerkelijk is dat deze deugden vrijwel niet voorkomen in de zeven competenties van de CANmeds. Een paar begrippen zijn indertijd beschreven door Carl Rogers in het kader van de cliëntgerichte therapie. De auteurs wijzen erop dat deugden zoals empathie en oprechte menselijke warmte ‘ unruly ’ zijn, dat wil zeggen de expressie zijn van natuurlijke (aangeboren) persoonlijkheidskenmerken die moeilijk toegankelijk zijn voor aandacht, het verstand en zelfcontrole. De deugd phronesis heeft in de huidige tijd betrekking op het vertalen van wetenschappelijke evidence naar unieke patiënten en het nemen van beslissingen in ambigue situaties met weinig beschikbare informatie. Het grote belang van deze deugden is dat ze onmisbaar zijn voor het welslagen van iedere psychiatrische behandeling.
De vraag is of deze deugden ook geleerd kunnen worden. De auteurs zijn van mening dat in de opleiding tot psychiater goede rolmodellen onmisbaar zijn. Maar ook training van de verbeeldingskracht (bijvoorbeeld door het lezen van literaire werken) kan waardevol zijn. Verder memoreren zij Aristoteles, die dacht aan een vorm van gewenning: leren door te doen. Dit boek kan ik van harte aanbevelen aan psychiaters en vooral artsen in opleiding tot psychiater en opleiders psychiatrie.
Frits Milders