Schematherapie bij borderline-persoonlijkheidsstoornis
Schematherapie is ‘in’; het blijkt een effectieve behandeling van patiënten met persoonlijkheidsstoornissen waarin de cognitieve, experiëntiële en gedragsmatige benadering gecombineerd worden (Giesen-Bloo e.a. 2006).
Dit boek is een heruitgave van het boek van dezelfde auteurs uit 2005, aangevuld met nieuwe inzichten vanuit praktijkervaringen en onderzoek en een hoofdstuk over schematherapie bij groepen en paren.
In het boek beschrijven de auteurs op een aansprekende manier de verschillende elementen van de behandeling. Veel aandacht besteden zij vooral aan de manier waarop de disfunctionele modi, zoals de bestraffende ouder, het verlaten/angstige kind, het boze/impulsieve kind en de afstandelijke beschermer met elkaar samenwerken en zo de stoornis in stand houden. Er worden specifieke, concrete therapeutische interventies beschreven zoals de limited reparenting, waarbij de therapeut een relatie met de patiënt aangaat alsof hij of zij een soort ouder is – en dan een betere ouder dan de eigen ouders.
Dat er kanttekeningen te maken zijn bij deze techniek – bijvoorbeeld vanuit systemisch oogpunt: het gevaar is dat de loyaliteit die patiënten vrijwel altijd hebben ten opzichte van hun ouders, uit het oog wordt verloren – wordt door de auteurs onderkend. Zij benadrukken het belang van grenzen stellen en ze beschrijven mogelijke valkuilen vanuit tegenoverdracht van de therapeut.
Het boek ademt een sfeer van optimisme en hoop. De behandeling is weliswaar intensief: 1-2 sessies per week gedurende 1-4 jaar, maar ze heeft als resultaat dat de meerderheid van de patiënten verder kan zonder therapie, met een incidentele terugval. In het huidige tijdsgewricht is een dermate intensieve behandeling helaas vaak niet mogelijk.
Mijn voornaamste kritiek is dat veel patiënten met persoonlijkheidsstoornissen in de ggz naar mijn idee niet in staat zijn tot het deelnemen aan deze behandeling, of een forse pre-therapie nodig hebben. De afspraak met de patiënt dat ze thuis de bandopname van de sessie afluistert, is uitstekend maar zal bij veel ggz-patiënten op te veel weerstand stuiten. De voorbeelden in het boek – gepest worden in de klas, met een bloedende knie thuiskomen en geen enkele aandacht daarvoor krijgen – zijn van een andere kaliber dan ervaringen van jarenlang ernstig seksueel misbruik, fysieke of emotionele mishandeling die voorkomen bij een aanzienlijk deel van de patiënten met een borderlinepersoonlijkheidsstoornis binnen de ggz.
Mijn conclusie is: een helder boek, ook bruikbaar voor behandelaars die niet per se met het model van de schematherapie werken, met de kanttekening dat het vooral toepasbaar is bij ambulante patiënten die bereid en in staat zijn tot psychotherapie.
M.M. Thunnissen