Psycho-Oncology
Dit handboek verscheen voor het eerst in 1998. De huidige versie brengt de explosie in ervaringen in het domein van de psycho-oncologie sindsdien in beeld. Het boek doet dit aan de hand van 17 onderdelen met in totaal 97 hoofdstukken.
De eerste hoofdstukken bieden een overzicht van de huidige stand van zaken rond biopsychosociale risicofactoren, screeningsmogelijkheden, soorten kanker en hun behandelingsmogelijkheden. Het vormt een goede introductie op deze oncologische thema’s, gericht op psychosociale hulpverleners.
Daarna worden de kankergerelateerde psychologische problemen helder in kaart gebracht. Hiervoor wordt enerzijds (van hoofdstuk 15-29) beschreven welke knelpunten zich voordoen bij welke soort kanker. Vervolgens (hoofdstuk 30-36) wordt ingegaan op de typerendste symptomen, o.a. pijn, nausea en braken, vermoeidheid en neuropsychologische problemen. In dit gedeelte worden problemen als gevolg van de ontwikkeling van de ziekte, bijvoorbeeld pijn en gewichtsverlies, wel samen besproken met problemen die het gevolg zijn van de (huidige) behandelingsvormen van kanker (o.a. braken en vermoeidheid).
Dan geven de auteurs een stand van zaken in de palliatieve zorg en rond de psychiatrische problemen bij patiënten met kanker. Het overzicht van de actuele interventiemogelijkheden neemt 16 hoofdstukken in beslag. Heel verschillende mogelijke interventies worden besproken, van cognitieve therapie tot yoga, van individuele interventies tot groep- en familie-interventies. Er is daarna (hoofdstuk 68-80) aandacht voor nieuwe ontwikkelingen, onder andere rond ondersteuning van de omgeving en van ‘kanker-survivors’, voor zowel de oudere mens als de jongere met kanker.
Een volgend gedeelte (van hoofdstuk 80-91) bundelt een reeks boeiende bijdragen over het ontwikkelen van trainingsprogramma’s voor hulpverleners in de psycho-oncologie en rond ethische vraagstukken. In een laatste gedeelte (hoofdstuk 92-97) treffen we bijdragen aan rond onderzoeksmethodologie en de internationale stand van zaken in psycho-oncologie.
Het is goed dat er een nieuwe editie van dit boek verschijnt. Psycho-oncologie is immers een groeiend aandachtsgebied. Ook België gaf in de voorbije jaren een sterke input om hiervoor financiële middelen vrij te maken. Kanker wordt trouwens dé chronische ziekte in de toekomst. Hierdoor zullen er meer mensen met kanker zijn, maar uiteraard ook meer mensen met hiermee verbonden psychologische problemen.
Het handboek is door internationale experts geschreven en dat is kwalitatief duidelijk te merken. De bijdrage bijvoorbeeld rond psychiatrische problemen (onder redactie van wereldautoriteit William Breitbart) wordt geordend rond de rubrieken psychiatrische spoedgevallen, depressie, suïcide, angststoornis en persoonlijkheidsstoornis. Elk van deze rubrieken is wetenschappelijk up-to-date en geeft voorbeelden hoe de stoornissen zich uiten in de oncologische praktijk. Er is heldere informatie over de achtergronden en richtlijnen voor de behandeling.
Het boek brengt vele nieuwe inzichten in kaart, die nog niet altijd bekend zijn en toegepast worden. Het feit bijvoorbeeld dat er geen wetenschappelijk bewijs gevonden wordt dat een lidmaatsparende ingreep op psychologisch vlak voordelen heeft ten opzichte van een amputatie. Beide hebben voor- en nadelen, die in een goed informatiebeleid belicht moeten worden. Verder laten veel onderzoekingen zien dat mensen met kanker over veel veerkracht beschikken. Hetgeen begrijpelijk maakt dat mensen met sarcoom, dat een hoog recidiefrisico heeft, toch over het algemeen weinig mentale problemen hebben.
Is er alleen maar goeds te vertellen over dit boek? Nee, er is ook kritiek te geven. Soms op kleine fouten, zoals in hoofdstuk 15, waar sensitiviteit en specificiteit in het voorbeeld fout worden gebruikt. Het handboek is ook niet helemaal in balans wat betreft het aanreiken van beschikbare hulpmiddelen vanuit de psychologie voor bepaalde problemen. Soms worden die heel helder beschreven (bijv. rond braken, rond problemen bij seksualiteit), en soms zijn die nagenoeg afwezig (rond pijn, vermoeidheid). Het is spijtig dat sommige onderwerpen die heel belangrijk zijn op de werkvloer (bijv. werkhervatting na de behandeling), bijna geen aandacht krijgen. Misschien is hierover nog weinig bekend en is dit dus een aandachtspunt voor de toekomst. Hopelijk vinden we er een bijdrage over in de volgende editie van het handboek. Dat er in dit handboek geen woord te vinden is over euthanasievragen, kan je als Vlaming alleen maar vaststellen.
Wat echt storend is, is het gebrek aan aandacht voor het thema zelfzorg voor (psychologische) medewerkers binnen de oncologie. Dit thema komt té fragmentarisch aan bod, terwijl het een hoeksteen is van goede communicatie met kankerpatiënten en hun omgeving, maar vooral van het gezond functioneren als hulpverlener in dit emotioneel en spiritueel stresserend werkveld. Dit moet in de volgende editie beter.
Samenvattend: dit handboek mag in geen boekenkast van een werker in de psycho-oncologie ontbreken. Het brengt de beschikbare wetenschap in dit domein (soms onvolledig, soms eenzijdig) samen. En het geeft ruime aandacht aan psychiatrische problemen van patiënten met kanker. Onze kritiek is dan uiteindelijk meer een kritiek op een zich ontwikkelend domein dan op dit handboek.
R. Rombouts