Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen. Diagnostiek, behandeling en gedragsadvisering
De claim dat dit het eerste Nederlandstalige boek over diagnostiek en behandeling van persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen is, gaat wellicht niet helemaal op als we het boek onder redactie van Mooi en Comijs (2008) niet vergeten.
Bas van Alphen heeft als onderzoeker en clinicus veel werk verricht om het onderwerp persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen voor het Nederlandse voetlicht te krijgen. Dit wordt weerspiegeld in dit boek, waarin het inderdaad lukt om de koppeling van onderzoek naar de dagelijkse praktijk te maken.
Met name de hoofdstukken ‘Indicatiestelling en behandeling’ en ‘Gedragsadvisering’ geven handvatten voor de praktijk. Interessant is de poging om een en ander te vervatten in (een aanzet tot?) een zorgprogramma. Met gepaste detaillering worden de verschillende psychotherapeutische en farmacologische therapievormen beschreven en dat is een sterk aspect van het boek.
Jammer genoeg zijn de samenvattende tabellen eerder verwarrend dan steunend door de gebrekkige lay-out. Dat geldt voor meerdere passages in het boek, waarbij een zorgvuldiger eindredactie, met bijvoorbeeld verwijzingen binnen de hoofdstukken, had kunnen bijdragen aan de overzichtelijkheid. Het in de bijlagen weergegeven overzicht van lopend onderzoek en nascholingsactiviteiten heeft al snel het risico van gedateerdheid in zich. Dit had door het gebruik van nieuwere media ondervangen kunnen worden. Het warrige voorwoord nodigt niet uit tot snel verder lezen en dat is uiteindelijk onterecht.
De uitgebreide casuïstiek is illustratief. De gebruikte delphi-methode om de mening van Nederlandse experts te verzamelen heeft duidelijk geleid tot consensus op dat niveau. Het is gelukt om persoonlijke stokpaardjes daar grotendeels uit te filteren.
Dit boek vult deels een leemte omdat er in de Multidisciplinaire richtlijn Persoonlijkheidsstoornissen (Landelijke stuurgroep 2008) geen aandacht is voor de specifieke aspecten van persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen. De schrijvers zien het terecht niet als een uitgekristalliseerd eindproduct, maar als een ‘mal’ waarbij nadere uitwerking en doorontwikkeling nodig zijn. Het is wenselijk dat de op dit gebied aanwezige Nederlandse expertise zich hierin gaat bundelen.
A.D.F. Dhondt