Wilsbekwaamheid als normatief begrip
achtergrond Bezinning op wilsbekwaamheid behoort tot het hart van de psychiatrie. Altijd hebben psychiaters moeten beslissen over de vraag of zij patiënten moeten/mogen opsluiten. Het oordeel over de wilsbekwaamheid is een essentieel onderdeel van dit beslissingsproces: verminderde wilsbekwaamheid rechtvaardigt opsluiting, omdat de verminderde bekwaamheid wijst op ziekte, aldus een gangbare gedachtengang. Maar vanuit wiens oogpunt wordt die bekwaamheid vastgesteld? En welke normatieve gezichtspunten spelen hierbij expliciet en/of impliciet een rol?
doel Inzicht verwerven in de normatieve aspecten van het oordeel over de wilsbekwaamheid door in te gaan op de verschillende perspectieven (patiënt, professie, maatschappij) van waaruit naar wilsbekwaamheid wordt gekeken.
methoden Conceptuele analyse aan de hand van de relevante literatuur en van casuïstiek.
resultaten De verschillende perspectieven zijn niet compatibel en kunnen gemakkelijk met elkaar in botsing komen.
conclusie In plaats van de bezinning op normatieve aspecten van het wilsbekwaamheidsbegrip te vermijden, dient de psychiatrie een taal en begrippenkader te ontwikkelen waardoor aan de rijkdom van de verschillende aspecten van het wilsbekwaamheidsoordeel recht wordt gedaan.