Waarom prenatale stress van de moeder bij sommige kinderen wel en bij andere kinderen niet tot probleemgedrag kan leiden
achtergrond Psychologische stress van de moeder tijdens de zwangerschap heeft invloed op het gedrag van kinderen. Echter, de kwetsbaarheid van kinderen voor de negatieve effecten van deze prenatale stress varieert.
doel Mogelijk worden deze verschillen in kwetsbaarheid verklaard door individuele variatie in genen die de hypothalamus-hypofyse-bijnier-as reguleren.
methoden Deze hypothese is getoetst in de Generation R-studie, een grootschalig bevolkingsonderzoek naar de groei, ontwikkeling en gezondheid van opgroeiende kinderen. In totaal namen 1731 kinderen van Europese afkomst en hun moeders deel aan deze studie. In deze groep werden zeven single nucleotide polymorphisms gegenotypeerd; 1. in het glucocorticoid-receptor(gr) gen: (Bcl1 (rs41423247), TthIII (rs10052957), gr9beta (rs6198), N363S (rs6195), er22/23ek (rs6189/rs6190); 2. in het mineralocorticoid-receptorgen; I180V (rs5522); 3. in het fkbp5-gen rs1360780.
Psychologische stress van de moeder werd gemeten bij 20 weken zwangerschap en twee maanden na de geboorte met de Brief Symptom Inventory. Gedrag van het kind werd gemeten met de cbcl/1,5-5.
resultaten Kinderen van moeders met psychologische stress tijdens de zwangerschap hadden twee keer zoveel kans op gedragsproblemen wanneer zij drager waren van risico-allelen van Bcl1 of TthIII1, vergeleken met dragers die niet werden blootgesteld aan prenatale stress. Deze associaties waren onafhankelijk van het genotype van de moeder en van psychologische stress van de moeder na de zwangerschap.
conclusie Deze studie heeft aanwijzingen gevonden voor een gen-omgevingsinteractie van individuele varianten (Bcl1 en TthIII1) van het glucocorticoid-receptorgen en prenatale stress van de moeder met een effect op de ontwikkeling van probleemgedrag bij kinderen. Dit duidt op een intra-uterien mechanisme dat mede kan verklaren waarom sommige kinderen gedragsproblemen ontwikkelen en anderen kinderen niet.