Het onbewuste bij recidiverende depressie en wat moeten we ermee?
achtergrond Een van de best voorspellende factoren voor depressieve terugval is het aantal voorgaande episoden. Cognitieve theorieën wijzen op het belang van negatieve schema’s bij het ontstaan van een depressie, maar ook bij recidivering van depressie. Er is hernieuwde aandacht voor het onderscheid tussen expliciete, willekeurige ‘bewuste’ en meer automatische ‘onbewuste’ geactiveerde cognities.
Een recente studie (Nederlandse Studie naar Depressie en Angst, nesda) wees uit dat automatische associaties, impliciet bepaald, de ernst van depressieve symptomen beter voorspelden dan expliciete bepaald (Glashouwer e.a. 2010). Mogelijk is het dus beter om expliciete testen te gebruiken wanneer we onbewuste of voorbewuste schema’s willen meten. Om het fenomeen van terugval in een depressieve episode beter te kunnen begrijpen en om de huidige interventies te kunnen verbeteren, is het van belang te onderzoeken of er verschil is in expliciete en impliciete maten bij mensen die lijden onder recidiverende depressies en zo ja, hoe dit verschil eruit ziet.
doel In deze presentatie zal aandacht worden besteed aan psychologische kwetsbaarheidsfactoren voor recidive, in het bijzonder impliciete maten en expliciete maten (schema’s). Aan de orde zal komen of de bewuste, maar ook onbewuste associaties na herstel bij mensen met een recidiverende depressie negatiever zijn dan bij mensen zonder deze geschiedenis. Daarnaast zal worden besproken in hoeverre depressieve episodes over tijd littekens achterlaten op dit vlak.
methoden Bij 100 herstelde patiënten met recidiverende depressie zoals bepaald aan de hand van een SCID-I-interview en met afname van de Hamilton Depression Rating Scale (HDRS) werden impliciet (IAT, RSVP) en expliciet (LEIDS en de DAS) maten afgenomen.
resultaten De eerste resultaten van de baselinemeting van twee expliciete maten (LEIDS
en DAS) en twee impliciete maten (IAT, RSVP) zullen
worden gepresenteerd.
conclusie De betekenis van de resultaten zullen worden besproken aan de hand van de hypothesen over de ‘litteken’vorming na het hebben van multipele depressieve episodes.