Richtlijnen en farmacotherapeutische behandelalgoritmes
voor persoonlijkheidsstoornissen anno 2011: wat
gaat er veranderen met de DSM-5?
achtergrond De farmacotherapeutische algoritmes in de Nederlandse Multidisciplinaire richtlijn Persoonlijkheidsstoornissen (2008) zijn goeddeels gebaseerd op studies naar de effectiviteit van antipsychotica, antidepressiva en stemmingsstabilisatoren bij patiënten met een borderline en/of schizotypische persoonlijkheidsstoornis. Zij wijken op tal van punten af van de Amerikaanse apa-richtlijn (2001, 2005) en de Britse nice-richtlijn (2009) voor patiënten met een (borderline) persoonlijkheidsstoornis.
doel Het geven van een overzicht van studies naar de effectiviteit van psychofarmaca bij uiteenlopende symptoomdomeinen bij patiënten met een ernstige persoonlijkheidsstoornis. Wat gaat er veranderen met de komst van de dsm-5?
methoden De resultaten van placebogecontroleerde randomized controlled trials (rct’s) met antipsychotica, antidepressiva en stemmingsstabilisatoren bij betrouwbaar geclassificeerde patiënten met een borderline en/of schizotypische persoonlijkheidsstoornis worden middels een systematisch review en meta-analyses gepresenteerd.
resultaten De effecten van de verschillende groepen psychofarmaca lopen voor cognitief- perceptuele symptomen, impulsieve gedragsontregeling en affectieve dysregulatie sterk uiteen.
conclusie Recente effectiviteitstudies en meta-analyses onderbouwen de Nederlandserichtlijn op een aantal cruciale punten. Zij zetten grote vraagtekens bij de Amerikaanse apa- en Britse nice-richtlijnen.