Charcot. De verovering van het brein. In de serie Wetenschappelijke Biografie, deel 34 (Vert. P. Smitt)
Charcot. De verovering van het brein is gewijd aan het leven en het werk van de beroemde Parijse arts uit de negentiende eeuw, de eerste hoogleraar in de neurologie en bij een groter publiek beter bekend als ‘de man van de hysterie’. De auteur – van huis uit farmaceut en biochemicus, maar tegenwoordig wetenschapshistoricus – heeft zich goed ingelezen en gedocumenteerd, hoewel hij bijna alleen uit Franse bronnen put. Nergens is hij oppervlakkig. Daardoor is het boek in de eerste plaats bestemd voor psychiaters en neurologen, maar ook voor de historicus en de zogeheten ‘ontwikkelde leek’ kan het interessant zijn. In tien hoofdstukken beschrijft Dupont Jean-Martin Charcots medische studie, zijn verdere carrière, zijn interessegebieden alsook zijn neurologische ontdekkingen. De auteur laat de ‘apollinische’ kant van Charcot zien als baanbrekend neuroloog en stimulerend opleider, maar ook diens ‘dionysische’, als de autoritaire hoogleraar die zich vergaloppeerde toen hij zich op het terrein van de hypnose en de hysterie begaf. Wel valt op dat de schrijver zich verbaast over de overstap van Charcot van aandoeningen zoals de ziekte van Parkinson, amyotrofe laterale sclerose en epilepsie naar de hysterie. Maar voor de hoogleraar was dat juist een logische voortzetting van zijn zoektocht naar het organisch substraat van de verschillende neurologische ziektebeelden. Charcots onverwachte dood in 1893 is aanleiding tot een groot aantal lofprijzingen in eigen land en ver daarbuiten, zowel in de vakbladen als in de populaire pers. Maar dan valt de aandacht sterk terug en bij de herdenking van zijn geboortedag in 1925 komen zijn voormalige leerlingen ook met kritiek. Na Ellenbergers The discovery of the unconscious uit 1970 trekt de belangstelling voor Charcot vanuit de VS en het Verenigd Koninkrijk weer aan, met auteurs zoals Shorter, Porter, Micale en Goetz. Ook in de vrouwenbeweging toonden onder anderen Beizer, Showalter, Appignanesi en Edelman interesse in de hypnose-experimenten bij hysterici van deze ‘misogyne manipulator’. Het boek is zeer verzorgd vormgegeven (beter dan de oorspronkelijke – maar ook wel weer goedkopere – Franse uitgave) en rijkelijk met goede afbeeldingen geïllustreerd. Door de correcte vertaling en een deskundige eindredactie is het een prettig leesbaar boek geworden. Eén opmerking niettemin: de vertaling van névrose in neurose is op zich juist, maar in de tijd van Charcot verwees dit begrip naar een organische zenuwaandoening. Door met name het werk van Freud kreeg het na 1890 de huidige betekenis: een psychisch fenomeen zonder lichamelijk substraat. Na de omvangrijke Amerikaans-Frans-Canadese coproductie Charcot: constructing neurology uit 1995, heeft Dupont met zijn bescheidener, maar meer overzichtelijke biografie een mooie prestatie geleverd. Wie nu nog een boek over Charcot zou willen schrijven, moet van goeden huize komen.
F. Gilson