Mental Health Units. Working with Clients, Staff and the Milieu
Dit boek belooft vernieuwende ideeën en hulpmiddelen voor het aanbieden van cognitieve gedragstherapie (cgt) binnen een acute opnamesetting. Ondanks deze belofte heeft het een tijdje (en wat hoofdstukken) geduurd vooraleer de inhoud van dit boek mijn volledige aandacht had. Mogelijk ligt de geschetste situatie in de crisisunits in het Verenigd Koninkrijk aan de basis van mijn aandachtsproblemen. In het vk zouden crisisunits enkel opvang, stabilisatie en medicatie bieden. In vergelijking daarmee is de crisisbehandeling in België innovatief te noemen. In dit licht is een woord van dank aan mijn collega’s, werkzaam in acute settings, op zijn plaats voor het installeren en het herhaaldelijk beklemtonen van de psychotherapeutische doelstellingen ook bij crisisopnames.
Het boek bestaat uit 5 delen. Uit het eerste deel, ‘setting the scene’, onthoud ik vooral de suggestie dat klinische planning het beste gestuurd kan worden vanuit een psychologische benadering van het probleem en veel minder vanuit de diagnose(s). Dit wordt levendig geïllustreerd aan de hand van een casus. Meer verantwoordelijkheid bij de patiënt lijkt een cruciaal element te zijn in het voorgestelde cgt-protocol. Ook bij het formuleren van het probleem worden patiënt en omgevin betrokken (hoofdstuk 5). In het tweede deel wordt stilgestaan bij individuele cgt bij patiënten die opgenomen zijn in een ziekenhuis. De basis om te werken met een crisis is interacting cognitive subsystems(ics)-theorie. Deze theorie gaat uit van twee verschillende geheugensystemen: propositional voor precieze betekenisverlening en implicational voor krachtige, maar weinig gedifferentieerde betekenisverlening. Deze theorie biedt volgens de auteurs een aannemelijke en normaliserende verklaring voor psychotische fenomenen en dient als basis voor een multidisciplinaire aanpak bij de acuut psychotische patiënt met onder andere ergotherapie, groepsgesprekken en psycho-educatie.
Ook de persoonlijkheidsstoornissen worden onder de loep genomen. De auteurs gaan uit van twee therapeutische benaderingen: dialectical behaviour therapy (dbt) en cognitive analytical therapy (cat). Gemeenschappelijk aan dbt en cat is dat problematisch gedrag gezien wordt als een manier om te kunnen omgaan met moeilijke gevoelens. Van beide therapievormen geven de auteurs aan dat er een aanpassing nodig is, rekening houdend met de korte opnameduur, onzekerheid van verblijfsduur en het gebruik van ‘crisis’-medicatie op een crisisunit. Het derde deel van het boek zoomt in op het therapeutisch milieu gecreëerd door een multidisciplinair team. Hiervan onthoud ik dat het belangrijk is om als team te blijven reflecteren over de werking. Daarnaast stellen de auteurs hier duidelijk dat de uitslagen van psychodiagnostische tests vertekend worden door de crisissituatie waarin patiënten zich bevinden. Een voorzichtige hypothese formuleren – vanuit de verschillende disciplines – over hoe deze patiënt in deze crisis verzeild is kunnen raken, lijkt de enige, maar belangrijke optie. Op basis van deze hypothese(n) kunnen we doelen en behandelplannen formuleren. Verder lijkt het belangrijke dbt-concept ‘validatie’ een cruciale rol te spelen in het multidisciplinaire werken. Zowel patiënten als hulpverleners willen zich begrepen (gevalideerd) voelen. In het vierde deel komt het cbt-groepswerk aan bod. Hier vind ik het inspirerend dat de auteurs voorbeelden geven van uitgewerkte groepsprogramma’s zoals een zelfwaardegroep, een psychosegroep en een emotieregulatiegroep. Het vijfde en laatste deel bevat de evaluatie van de voordien beschreven werking. Eerst wordt stilgestaan bij de beperkingen van zelfbeoordelingsinstrumenten. Vervolgens lijken de resultaten veelbelovend met een verhoogd gevoel van zelfredzaamheid en van betere emotieregulatie zowel bij de patiënten als bij de auteurs. Zoals ik in de inleiding al aangaf, had ik niet gedacht dat dit boek mij enigszins kon boeien en toch heb ik er hier en daar inspiratie in gevonden. Het lijkt mij een hulpmiddel voor de hulpverlener, werkzaam met opgenomen patiënten, om aan zelfreflectie te doen. Volgens het boek zou het nog interessanter zijn als de zelfreflectie van verschillende teamleden zou uitmonden in een teamreflectie.
E. Brunfaut