Biografie van de filosoof
Er zijn filosofen die niet gemakkelijk te begrijpen zijn. Bij grote filosofen zoals Heidegger en Levinas kan men het gevoel krijgen dat de vragen van de lezer samenhangen met de diepte van hun gedachten. De lezer moet zich dan meer moeite getroosten om hen te snappen. Als dat lukt, is de triomf groot. Daarnaast zijn er ook moeilijk te doorgronden filosofen bij wie de lezer direct de indruk krijgt dat bij hen geen sprake is van diepe gedachten, maar van onvermogen. De auteur van dit boek is daar een voorbeeld van. Boer probeert aan te tonen dat het ervaringstraject van de filosoof (de biografie) kan helpen om diens creaties beter te begrijpen. Eigenlijk gaat het hem om een veel ambitieuzer project, namelijk een inleiding in de creaties van ieder mens. Als de lezer vervolgens moeite wil doen om dit alles te begrijpen zinkt hem of haar snel de moed in de schoenen. Hij of zij moet zich met zeer veel moeite een weg banen door een bos van wollige termen en onnoemelijk veel kreupele zinnen. Bovendien ritselt het boek van de grammaticale fouten. Zo worden komma’s niet goed geplaatst, waardoor zinnen onbegrijpelijk worden. Ook past de auteur verwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden onjuist toe, zodat hele passages meerdere malen gelezen moeten worden om te begrijpen wat de auteur grammaticaal bedoelt. Als de lezer na deze grammaticaoefeningen probeert de tekst inhoudelijk te volgen stuit hij op filosofische begrippen die Boer zelf niet goed toepast. In de eerste zin van het boek heeft de auteur het bijvoorbeeld over ‘de epistemologie van de diverse soorten waarheden die de filosofen wereldwijd trachten te verdedigen’. Epistemologie heeft geen betrekking op waarheid, maar op het wezen, de methoden en de grenzen van de menselijke kennis. Daarnaast gebruikt de auteur veel alledaagse termen (in de tekst sleutelbegrippen) die niet doorzichtig zijn. Doordat hij deze zeer omslachtig definieert, neemt de ondoorzichtigheid alleen nog maar toe. De auteur probeert bijvoorbeeld duidelijk te maken wat hij met de ‘aard’ van de filosoof bedoelt. In zijn geestelijke omzwervingen laat hij de lezer kennis maken met de volgende aspecten: de aard betreft natuurlijke neigingen, de elementen van de aard zijn denkend, de aard zit in het onbewuste, de aard zijn doelstellingen van de mens waaruit behoeften, neigingen, emoties, gevoelens en gedachten voortvloeien. Als allegorie van de aard gebruikt de auteur een ‘mengpaneel waarbij de schuifjes als de doelstellingen kunnen worden gezien en de ervaringen als de beweger van die schuifjes binnen hun continuüm van meer en minder intens’. Als lezer ben je de draad dan al volledig kwijt. In de proloog noemt Boer de reden waarom zijn boek niet in een wetenschappelijke vorm gegoten is (een hoofdstukindeling ontbreekt, er is geen index en ook geen literatuuropgave). Ik citeer: ‘De reden hiervoor is de idee dat filosofie dient als instrument om wijzer te worden, een tussenfase tussen het niet concentreren op wijsheid en het wijzer worden’. Uiteindelijk lijkt de auteur te bedoelen dat iedereen
zelfstandig moet leren denken en ‘dat de filosofie dienstbaar moet zijn aan het leven’. Ik weet niet aan wie dit boek dienstbaar is. Het imponeert als een eerste schets (gedachteoefening) voor een latere publicatie. Voor de lezer is het een belediging.
C.F.A. Milders