A Casebook of Cognitive Therapy for Traumatic Stress Reactions
De behandeling van een posttraumatische stressstoornis (ptss) is bij voorkeur cognitieve gedragstherapie (cgt). De kern van de behandeling is het blootgesteld worden aan het verhaal van de traumatische gebeurtenis en het uitdagen van de disfunctionele cognities. In vele landen zijn dan ook protocollaire behandelingen uitgedacht waarin deze elementen een vaste plaats hebben. Zelfs zo dat andere behandelvormen verdwijnen, zoals in Groot-Brittannië, waar het bovengenoemde boek zijn oorsprong heeft. Nu is de praktijk weerbarstig. Niet iedereen die een traumatische situatie meemaakt, krijgt een full-blown ptss. De ptss kan subklinisch zijn of zich vooral uiten in vermijding, bijvoorbeeld een fobie voor openbaar vervoer, zoals in dit boek beschreven na de bomaanvallen van 7 juli 2005. Ook kunnen trauma’s – zeker als ze meervoudig zijn – eerder leiden tot recidiverende depressies of tot onverklaarbare somatische klachten dan tot een ptss. Heftige en invaliderende acute traumatische reacties kunnen optreden binnen de tijd die in de dsm-iv-definitie is gegeven, namelijk na één maand. Blootstelling aan traumatisch materiaal is niet altijd mogelijk of wenselijk, bijvoorbeeld in het geval van comorbide persoonlijkheidstoornissen of bij sterke dissociatie. Kortom, tussen richtlijn en praktijk staan nogal wat bezwaren en onmogelijkheden. Dit casebook is een poging cgt toe te passen op alle klinische manifestaties waarin een trauma een rol speelt. Vrijwel alle Britse en Australische toponderzoekers verleenden hun medewerking. Theoretisch is het gebaseerd op het cognitieve model van Anke Ehlers en David Clarke en in mindere mate op dat van Chris Brewin. Ehlers en Clarkes model van de chronische ptss is gebaseerd op de hypothese dat sommige mensen niet in staat zijn het trauma te zien als een tijdgebonden gebeurtenis zonder vreselijke gevolgen voor hun toekomst. Vanuit dit model richten de auteurs zich op de disfunctionele cognities. Deze worden anekdotisch gepresenteerd aan de hand van gevalsbeschrijvingen. Deze zijn interessant, creatief en gevarieerd. Behalve beproefde cognitieve uitdagingen en socratische bevraging worden allerlei interventies gebruikt, zodat de vraag rijst of we hier niet moeten spreken over een integratieve vorm van psychotherapie. Jammer genoeg wordt de therapeutische relatie, vaak zo fragiel door het persisterend wantrouwen, niet aan de orde gesteld. Sommige gevalsbeschrijvingen lijken dan ook iets te mooi om waar te zijn.
N.J. Nicolai