Voorbij Kraepelin
achtergrond Voldoet de categorale
diagnostiek van mentale stoornissen nog wel, met
name waar het gaat om onderzoek naar de biologische
determinanten van gestoord gedrag en de
biologische behandeling ervan? Die vraag klemt,
omdat over de biologische grondslagen van de
voornaamste psychiatrische ziektebeelden,
ondanks vijftig jaar intensief onderzoek, nog maar
zo bitter weinig bekend is en hun farmacologische
behandeling nog steeds draait om middelen waarvan
de basisprincipes zo'n 40-50 jaar geleden bij
toeval werden ontdekt.
doel Inzicht bieden in de voor- en nadelen
van de categorale classificatie en het bieden van
een alternatief, genaamd functionele diagnostiek.
methoden Historisch en conceptueel
onderzoek.
resultaten De predictieve validiteit
van de categorale benadering is bedroevend laag.
We kunnen dit systeem weliswaar (nog) niet missen,
maar het dient te worden aangevuld en verfijnd.
De methode die wordt besproken is die van
de functionele diagnostiek (Van Praag 1997, Van
Praag e.a. 2004). Het categoraal gedefinieerde ziektebeeld
wordt ontleed in zijn samenstellende
symptomen. Vervolgens wordt onderzocht welke
psychologische functiestoornissen aan de psychopathologische
symptomen ten grondslag liggen.
Zo wordt een nauwkeurig beeld verkregen welke
psychologische functies gestoord zijn en welke
nog normaal functioneren. Uiteindelijk wordt zo
een psychiatrische fysiologie opgebouwd, dat wil
zeggen, een gedetailleerde kennis van de psychologische
disfuncties die aan psychopathologische
symptomen ten grondslag liggen. Pas dan kan
worden gesproken van een wetenschappelijk
gefundeerde psychiatrische diagnostiek. Onderzoek naar de neurobiologische determinanten van
psychologische functies is vruchtbaar gebleken.
Dit in tegenstelling tot soortgelijk onderzoek van
nosologische entiteiten.
conclusie De categorale aanpak voldoet
niet meer. Psychologische disfuncties dienen
het focus te worden van biologisch psychiatrisch
onderzoek en op den duur ook van psychofarmacologische
behandeling.