Specificering van het autisme spectrum fenotype: fractioning en bijkomende problemen
achtergrond Aan de huidige indeling
van autismespectrumstoornissen (ass) kleven
nadelen, zoals grote diversiteit, hoge mate van comorbiditeit
en ontbreken van algemeen aantal
minimumcriteria. Hierdoor zijn er waarschijnlijk
ook grote verschillen in beloop, onderliggende
neurobiologische mechanismen en benodigde
behandelingen. Een dimensionele benadering kan
helpen om deze diversiteit te ontrafelen. In veel
studies komt de hoge mate van comorbiditeit bij
ass aan bod, maar zonder te kijken naar de relatie
tussen optredende variabiliteit binnen het spectrum
en variabiliteit in de bijkomende problemen.
doel Vaststellen van homogenere subgroepen
binnen de heterogene groep kinderen
met ass. Het vergelijken van deze groepen op het
gebied van problemen buiten het autismespectrum,
zoals angst, aandachts- en denkproblemen.
methoden Bij 134 kinderen met een
diagnose ass is op basis van scores op verschillende
domeinen van de ados (Autism Diagnostic
Observation Schedule) naar een indeling gezocht, die
de verscheidenheid aan symptomen en gedragingen
terugbrengt tot meer homogene groepen. Vervolgens
zijn scores op een dimensionele vragenlijst
(cbcl) en een klinisch interview (disc) voor
angst, aandachtsproblemen en formele denkstoornissen
vergeleken tussen de gevonden klassen.
resultaten Er zijn groepen te onderscheiden
die problemen vertonen op dan wel één,
twee, of alle drie de domeinen van ass. Kinderen
met voornamelijk problemen binnen het sociale
domein vertonen meer angst. Kinderen met problemen
op alle drie de domeinen van ass vertonen
meer formele denkstoornissen. De mate van angst
lijkt negatief samen te hangen met autistische
kenmerken. Omgekeerd hangen formele denkstoornissen
positief samen met autistische kenmerken.
Aandachtsproblemen komen veelvuldig
voor ongeacht de autistische problematiek.
conclusie Een fractioning approach,
ofwel de theoretische driedeling in sociale interactieproblemen,
communicatieproblemen en
stereotype gedragingen binnen ass lijkt een goede
aanpak voor verdere specificering. Deze benadering
sluit niet alleen goed aan bij kenmerken die
passen bij autisme, maar toont ook relevante verbanden
met psychiatrische problemen buiten het
autismespectrum, zoals angst en denkproblemen.