Depressie na een hartinfarct: evidentie voor twee prototypen met verschillende etiologie
achtergrond Depressie komt voor bij
20-25% van de patiënten in de maanden na een
hartinfarct en is geassocieerd met een verhoogde
morbiditeit en mortaliteit. Pogingen om na een
infarct depressie te behandelen en zodoende de
cardiovasculaire prognose te verbeteren, zijn niet
succesvol geweest. We veronderstellen dat dit het
gevolg is van de aanwezigheid van twee prototypen
van depressie met verschillende etiologie die
verschillend op behandeling reageren.
doel Het verhelderen van de etiologie
van depressie na een infarct om zodoende tot
nieuwe interventies voor deze aandoening(en) te
komen.
methoden In verschillende steekproeven
van infarctpatiënten hebben wij de etiologie
en consequenties van depressieve symptomen
onderzocht.
resultaten Somatisch-affectieve
symptomen (zoals vermoeidheid of psychomotore
veranderingen) zijn geassocieerd met factoren die
gerelateerd zijn aan de ernst van het hartinfarct en
vertonen een associatie met verhoogde mortaliteit
en morbiditeit, ook onafhankelijk van de ernst van
het infarct. Cognitief-affectieve symptomen (zoals
schuldgevoel en schaamte) gedragen zich relatief
onafhankelijk van de ernst van het infarct en zijn
niet gerelateerd aan een verslechterde prognose.
Wel zijn deze symptomen geassocieerd met een
psychologische kwetsbaarheid.
conclusie Er is steun te vinden voor
een onderscheid tussen twee prototypen van
depressie waarbij de somatische depressie getriggerd
lijkt te worden door fysiologische processen
die verband houden met atherosclerose, en de cognitieve
depressie meer lijkt op een psychogene
depressie die het gevolg is van een verstoorde
balans tussen psychologische kwetsbaarheid en
een acuut life event.