Psychotherapeutic Diagnostics. Guidelines for the New Standard
De redactie van dit boek stelt zich tot taak antwoord te geven op twee fundamentele vragen: hoe kunnen we het diagnostische proces in de psychotherapie beschrijven en hoe kan deze manier van diagnosticeren de idiosyncratische opvattingen van elke afzonderlijke psychotherapeutische theorie overstijgen? Het motief van deze exercitie is de vraag of een gezamenlijke diagnostische praktijk bevestigd kan worden. De vragen zijn ambitieus, maar ze moesten gesteld worden. Het Oostenrijkse ministerie van Volksgezondheid en Vrouwenzaken wilde namelijk advies hebben over de vraag of psychotherapie een onafhankelijke wetenschap is of niet, en zo ja, wat dan de kern van haar specifieke vorm van diagnosticeren is. Ook kwam er de Oostenrijkse psychotherapiewet, waarin men deze professie onderscheidt van de medisch-psychiatrische en de klinisch-psychologische. Voorop staat hier dat psychotherapie procesgeoriënteerd is, in tegenstelling tot de classificerende diagnostiek, die een toestandsbeeld vastlegt. De auteurs hopen met dit boek de psychotherapie een vaste en stevige plaats te geven in de gezondheidszorg. De diagnostische processen van de verschillende psychotherapeutische stromingen worden elk apart beschreven en daarna nog eens gezamenlijk. Zo krijgen we een overzicht van zeventien stromingen in de psychotherapie, waaronder de gedragstherapie, de jungiaanse analytische psychologie, de psychoanalyse, client-centered psychotherapy, gestalttherapie en verschillende andere, waarvan we het merendeel ook in Nederland wel kennen. De beschrijving van de verschillende diagnostische processen wordt voorafgegaan door de 'diagnostische richtlijnen voor psychotherapeuten'. Deze bevatten de richtlijnen voor het stellen van een diagnose, het stellen van de indicatie voor een psychotherapeutische behandeling en voor het verrichten van aanvullend, vaak somatisch, diagnostisch onderzoek en ten slotte beschrijven ze de 'setting' waarin de psychotherapie zou moeten plaatsvinden. Het boek begint met een uitvoerige beschrijving van verschillende definities, zoals die van de psychotherapeutische relatie en het beoordelen van mogelijke risico's van crisis en het wettelijk Oostenrijks kader. De uiteenzetting van deze psychotherapiewet behelst maar één pagina en is niet storend voor de Nederlandse lezer. Aan het einde van het boek behandelt men nog verschillende vormen van diagnostiek apart, namelijk die in de psychiatrie, in de forensische psychiatrie en in de klinische psychologie. Het boek sluit af met het bespreken van 'fundamentele termen', zoals lijden, ziekte, persoonlijkheidsstructuur, de psychotherapeutische relatie, crisis en ziekte-inzicht. Als bijlage is een voorgedrukte psychotherapeutische status op grond van de eerder beschreven diagnostiek toegevoegd. Het boek is, zoals valt te verwachten van een officieel rapport, grondig geschreven, maar het bevat in feite geen empirische bevindingen, noch een aanzet om op meer empirische (evidence-based) criteria besluiten te nemen. In feite worden aan de lezer (lees: de psychotherapeut door de ogen van de beleidsmakers) voortdurend vragen gesteld over diagnostiek en het beloop van het therapeutisch proces. De vraag of een psychotherapeut dit in de praktijk ook zo doet, moeten we volgens mij ontkennend beantwoorden. Maar dat is ook de kracht van dit boekwerk: het maakt veel vragen expliciet en somt ze allemaal nog eens op.Daarom is dit een boek voor professionals die zich met het beleid van de psychotherapeutische praktijk bezighouden en voor opstellers van zorgprogramma's. Zij hebben aan dit boek een goede steun om te kijken of de protocollen volledig zijn. Echter, voor de beginnende psychotherapeut heeft dit boek ook iets te bieden, namelijk een expliciete vraagstelling bij elke stap van de psychotherapie en het onderling vergelijken van de verschillende psychotherapeutische stromingen qua wijze van diagnosticeren. Deze hoofdstukjes zijn tamelijk encyclopedisch opgesteld en zijn te abstract voor de dagelijkse praktijk. Al met al een beleidsgericht boek, grondig en volledig naar Oostenrijkse maatstaven, dat beleidsmakers het gevoel zal geven dat ze nu weten wat psychotherapie is. Als zodanig kan dit boek ook in Nederland gebruikt worden ter ondersteuning van de emancipatie van psychotherapie in ons zorgstelsel. De meer inhoudelijk ingestelde professionele psychotherapeut kan met dit boek zijn voordeel doen als hij of zij in gesprek moet gaan met die beleidsmakers. Hoewel het een encyclopedie kan zijn voor de beginnende psychotherapeut, is dit boek voor de dagelijkse praktijk van het handwerk zelf weinig relevant; de psychotherapie als proces blijft moeilijk te beschrijven. Daartoe is ze te afhankelijk van de therapeutische relatie die telkens weer tussen twee bijzondere individuen moet worden bevestigd.
H.J.C. van Marle