New Oxford Textbook of Psychiatry (2de druk)
Wanneer je het aanbod krijgt om de tweedelige hardbackversie van de nieuwe (tweede) editie van het meest prestigieuze psychiatrische handboek te bespreken, 2022 pagina's droog aan de haak, dan is het moeilijk dat te weigeren: je mag immers het boek na bespreking houden! Maar hoe bespreek je zo'n monument? Om te beginnen kan je het boek misschien bekijken als een spiegel van de psychiatrie, en er de trends uit aflezen die ons vak beheersen sinds de eerste editie van acht jaar geleden. Om te beginnen valt op dat aan de drie redacteuren van de eerste editie John Geddes is toegevoegd, een autoriteit op het vlak van evidence-based psychiatrie. Hij is overigens de auteur van een uitstekende bijdrage over dat onderwerp in het boek. In het tijdperk van globalisering valt verder op dat de grote meerderheid van de auteurs nog steeds uit de westerse wereld afkomstig is, met een groot overwicht aan Britse auteurs (bijna de helft), met Noord-Amerikanen als goede tweede. Wat de lage landen betreft, werkten 4 Nederlandse auteurs mee (3 minder dan in de eerste druk), geen Vlamingen en 3 Franstalige Belgen (allebei ongewijzigd t.o.v. de vorige druk). Inhoudelijk zouden, volgens de inleiding, alle hoofdstukken grondig gereviseerd zijn, en er zijn 50 nieuwe hoofdstukken toegevoegd (nu in totaal meer dan 300). De grootste toename zien we in het deel over forensische psychiatrie en over psychologie als basiswetenschap voor het vak, terwijl ook hoofdstukken over values-based medicine en over stigma en discriminatie nieuw zijn. Het handboek behandelt naast de algemene volwassenenpsychiatrie ook de kinder- en jeugdpsychiatrie, de ouderenpsychiatrie, mentale handicap, psychosomatische geneeskunde en liaisonpsychiatrie ('psychiatry and medicine') en forensische psychiatrie. Niet alleen de nieuwe ontwikkelingen op het vlak van de neurobiologie komen aan bod, ook filosofische kwesties als mind-bodydualisme en vragen over psychiatrische diagnostiek worden besproken. Zowel de psychologie als psychologische behandelingsvormen krijgen veel aandacht, waarbij vooral de cognitieve gedragstherapie goed bedeeld wordt. Ook sociaal-psychiatrische aspecten zoals de organisatie van psychiatrische diensten en stigma worden door autoriteiten uit dat vakgebied behandeld. Bij de beschrijving van klinische syndromen hanteert men zowel dsm- als icd-terminologie. Die syndromen worden, in de traditie van de hedendaagse 'atheoretische' classificatiesystemen, in een wat willekeurige volgorde besproken. In deze hoofdstukken wordt meestal een onderscheid gemaakt tussen (evidence-based) 'behandelingen' en 'management', waarbij verschillende behandelvormen geïntegreerd worden in een klinische aanpak. De beschrijvingen zijn goed geworteld in wetenschappelijke theorieën en ook het wetenschappelijk outcomeonderzoek is nooit ver weg. Hoe gebruik je zo'n naslagwerk? Het lijkt me weinig waarschijnlijk dat veel collega's zo'n boek 'uitlezen'. Ikzelf gebruik zelden handboeken, tenzij om lessen voor te bereiden. Ik heb als proef enkele hoofdstukken gelezen en heb enkele termen opgezocht in de index. Bij het deel over persoonlijkheidsstoornissen viel op dat de 'actualisering' van de hoofdstukken nogal wisselend werd aangepakt. In het inleidende hoofdstuk van dat deel, geschreven door één van de redacteuren van het handboek, López-Ibor, dateerden slechts 19 van de 76 referenties van na 2000. In het hoofdstuk over de verschillende specifieke persoonlijkheidsstoornissen was dat er welgeteld 1 op de 68. In het (uitstekende) hoofdstuk over psychotherapie bij persoonlijkheidsstoornissen waren er dan weer 50 referenties van na 2000, op een totaal van 77. De hoofdstukken over eetstoornissen zijn wel up-todate en geven goede overzichten voor 'generalisten' en opleidelingen die zich in een onderwerp willen verdiepen. Wie goed thuis is in een bepaald onderwerp zal echter vaak weinig nieuws leren… Het is bekend dat handboeken altijd wat achterlopen bij de nieuwe ontwikkelingen in een vakgebied. Ik zocht in de index (die in beide delen volledig is opgenomen) de term 'recovery' en vond daar slechts een korte verwijzing naar het herstelmodel in een bijdrage over 'the role of the voluntary sector'. De zoekterm 'internet', die Vandereycken (2001) bij zijn bespreking van de eerste editie slechts een ontgoochelende oogst opleverde, doet het nu wat beter, maar verwijst bijvoorbeeld niet naar recente gerandomiseerde gecontroleerde trials (rct's) over internet-psychotherapie. Samenvattend: een boek dat ongetwijfeld goed zijn weg zal vinden naar de bibliotheken van psychiatrische centra. Jammer genoeg is op dit ogenblik de goedkopere paperbackeditie nog niet beschikbaar, die voor psychiaters in opleiding misschien een goede investering zou kunnen zijn. In zijn bespreking van de eerste editie eindigt Vandereycken (2001) met de vraag hoe lang men deze kanjers zal blijven publiceren in ons informaticatijdperk. Hij geeft daarop een romantisch antwoord, verwijzend naar ritselend en geurig papier. Nu de e-readers ook in Europa op het punt staan door te breken, stel ik die vraag opnieuw. Waarschijnlijk zullen economische overwegingen bij de uitgevers toch de doorslag geven. Ik verwacht daarom dat dit tekstboek de weg zal volgen van de encyclopedieën die de boekenkasten van vele middenklassefamilies vulden en dat een volgende bespreking van het handboek over een digitale versie zal gaan, die je op je iPhone kan doorzoeken en lezen… De zoekfunctie zal vlotter bruikbaar zijn, de kleurenillustraties zullen zich in de hoofdstukken bevinden waarbij ze horen en niet gegroepeerd op enkele bladzijden, en updates zullen misschien continu aangeleverd worden. Ik zal dat niet echt betreuren.
Guido Pieters