The Clinical Neuropsychiatry of Multiple Sclerosis (2de druk)
Dit mooi uitgegeven en goed geschreven boek is een monografie van neuropsychiater Anthony Feinstein, hoogleraar Psychiatrie aan de Universiteit van Toronto. Zijn onderzoek heeft betrekking op het zoeken naar cerebrale correlaten voor gedragsproblemen bij multiple sclerose (ms), traumatisch hersenletsel en conversiestoornis. In het onderhavige boek weet hij zijn kennis over neuropsychiatrische aspecten van ms op een toegankelijke manier te presenteren, met veel literatuurreferenties. Een groot voordeel van dit werk is dat hij hierin veel, ook minder toegankelijke oudere literatuur, bijeen brengt. Het boek omvat 12 hoofdstukken, waarvan de helft betrekking heeft op psychiatrische toestandsbeelden en de andere helft op cognitieve problemen bij ms. Elk hoofdstuk sluit af met een overzichtelijke en klinisch relevante samenvatting. De auteur richt zich met zijn boek op zowel clinici als onderzoekers. Hoofdstuk 1 biedt een beknopt overzicht van de actuele kennis over ms. In hoofdstuk 2 komt de fenomenologie van depressie bij ms aan de orde en bespreekt de auteur de grote invloed van depressie op de kwaliteit van leven bij deze patiënten. Bij ms is er ook sprake van meer angstklachten. Er is aandacht voor meetinstrumenten en voor neurobiologische relaties tussen depressie en ms-ziekteactiviteit. Dit wordt in hoofdstuk 3 verder uitgewerkt. Genetische, neuroanatomische, endocriene, immunologische, psychologische en farmacologische theorieën worden gepresenteerd om deze relaties begrijpelijker te maken. De auteur pleit voor snelle behandeling van een depressieve stoornis bij patiënten met ms, waarbij men in zijn optiek niet altijd hoeft te wachten op een psychiater. In hoofdstuk 4 behandelt Feinstein manie bij ms. Hij grenst deze duidelijk af van euforie bij ms, die een ander symptomenbeeld en andere neurobiologische kenmerken heeft. Hetzelfde geldt voor pseudobulbaire affecten (bijvoorbeeld pathologisch huilen), waarvoor hij in hoofdstuk 5 bovendien nuttige behandelmodaliteiten beschrijft. Hoofdstuk 6 gaat over psychosen bij ms. Pathogenetische hypothesen, symptomenbeeld en behandelingsmogelijkheden worden op een rij gezet. Hoofdstuk 7 tot en met 12 gaan over cognitieve belemmeringen bij ms, die bij 40% van de patiënten vóórkomen. Vertraging in de informatieverwerking komt het meest voor. Aan bod komen neuropsychologische screeningsmethoden, beeldvormend onderzoek (neuroimaging), beloop en behandelingsmogelijkheden van cognitieve veranderingen bij ms. Het boek is een aanrader voor alle artsen die met patiënten met ms werken, onder wie neurologen, (neuro)psychiaters en consultatief werkende psychiaters in algemene ziekenhuizen. Ook de psychiater die weinig in aanraking komt met somatische comorbiditeit, kan met dit boek zijn of haar neuropsychiatrische kennis opfrissen. Psychiatrische symptomen kunnen immers altijd manifestaties zijn van onderliggende somatische aandoeningen.
W.P.A. van Rooij