Ouderen en persoonlijkheid. De klinische praktijk. In de reeks Psychologie en Praktijk
Dit boek over ouderen en persoonlijkheid bevat acht hoofdstukken, die in vier onderdelen kunnen worden gegroepeerd. Het eerste deel (hoofdstuk 1 en 2) behandelt het verband tussen de veroudering enerzijds en de persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornissen anderzijds. De auteurs geven een overzicht van de stand van zaken van het wetenschappelijk onderzoek over de veranderingen in persoonlijkheidstrekken en doen een poging aan te geven welke trekken voorspellers kunnen zijn voor welbevinden op latere leeftijd. Bij de persoonlijkheidsstoornissen wordt - uiteraard - de gebrekkige toepasbaarheid van de dsm-criteria bij de oudere leeftijdsgroep vastgesteld. In het tweede deel (hoofdstuk 3) komt de diagnostiek aan bod. De auteurs besteden terecht voldoende aandacht aan de heteroanamnese en het interview. Bij het overzicht van de meest gebruikte vragenlijsten op basis van zelfrapportage en projectieve technieken stuit men - niet geheel verrassend - op het gevaar van 'overdiagnosticeren' en het feit dat de meeste van deze diagnostische hulpmiddelen niet voor ouderen genormeerd zijn. Deel drie (hoofdstuk 4 en 5) behandelt de begeleiding en de psychotherapie bij ouderen met persoonlijkheidsproblematiek. De auteurs spreken van persoonlijkheidsproblemen in de zin van dimensionale maladaptieve trekken (extreme uitingen van normale persoonlijkheidstrekken) in een poging het vraagstuk iets ruimer te omschrijven dan enkel vanuit de dsm-criteria. Hoofdstuk 4 benadert het thema vanuit de cognitieve therapie, het tweede vanuit de systeemtherapie (paaren gezinstherapie). In het hoofdstuk over de cognitieve therapie gaan de auteurs ook dieper in op het coachen van professionele hulpverleners in een verzorgingssetting met zeer bruikbare aandachtspunten en tips. In het vierde en laatste deel van het boek (hoofdstuk 6-8) beschrijven auteurs de samenhang tussen persoonlijkheid en psychiatrische aandoeningen bij ouderen, te weten depressie, dementie en diogenessyndroom. In deze drie hoofdstukken vinden we, behalve de diagnostische reflecties, veel aandacht voor de professionele hulpverlening en de problemen daarbij. Dit boek geeft een helder overzicht van de stand van zaken in het wetenschappelijk onderzoek over ouderen en persoonlijkheid: wat denken we te weten en - vooral - wat weten we nog niet? Er is in deze aangelegenheid nog veel werk voor de boeg, zowel op het vlak van de diagnostiek als van de behandeling. Dit boek maakt ook zijn ondertitel waar: het is geschreven voor hulpverleners die in de klinische praktijk staan. Vooral voor psychologen en psychiaters, maar ook voor andere hulpverleners, is het interessant, zeker ook wanneer men tot taak heeft om behandelings- en verzorgingsteams te coachen. De redacteuren en de auteurs (psychiaters, psychologen en één klinisch geriater) hebben er, mede door de vele casussen, een vlot leesbaar en consistent werk van gemaakt.
L. van de Ven