Testosterondeficiëntie en apathiesyndroom
achtergrond Testosterondeficiëntie is in verband gebracht met depressies, vooral bij oudere mannen, maar een wetenschappelijke onderbouwing van deze relatie is tot op heden niet verkregen. In het algemeen houdt men atypische symptomen zoals prikkelbaarheid, vermoeidheid, afgenomen libido, gebrek aan motivatie, verminderd gevoel van welbevinden en afname van psychologische spankracht voor een depressie. Er bestaan nauwelijks gegevens over de psychologische en psychiatrische verschijnselen bij aandoeningen die gepaard gaan met een aangeboren tekort aan testosteron.
doel Verduidelijken van de mogelijke betekenis van testosterondeficiëntie bij de differentiaaldiagnose van depressies.
methoden Een gevalsbeschrijving en bijbehorend literatuuroverzicht.
resultaten Een 57-jarige man werd verwezen wegens een therapieresistente depressie. De laatste tien jaar werd hij behandeld met verschillende antidepressiva al dan niet in combinatie met stemmingsstabilisatoren. Hierop kreeg hij een forse obesitas en een diabetes mellitus type 2. Daarnaast ontwikkelde hij een opvallende apathie als nevenwerking van de psychofarmaca. Bij onderzoek werd een adipeuze, initiatiefarme man gezien die klaagde over vermoeidheid, geïrriteerdheid, verminderde libido, erectieproblemen en moeite met taakgericht gedrag. Vitaal depressieve symptomen waren niet aanwezig. Hij was bekend met steriliteit en er werd een testosterondeficiëntie aangetoond. Cytogenetisch onderzoek leverde een robertsoniaanse translocatie tussen chromosoom 13 en 14 op [karyotype: 45,XY der(13:14)(q10;q10)]. Neuropsychologisch onderzoek liet een totaal iq zien van 128 met een harmonisch profiel en een vermindering van aandacht en concentratie evenals een verminderd executief functioneren. Dit alles tegen de achtergrond van een persoonlijkheidsprofiel gekenmerkt door een laag zelfbeeld, overmatige gevoeligheid voor kritiek, vermijdingsgedrag en een lage persistence. Alle psychofarmaca werden geleidelijk aan gestaakt met als gevolg dat het algeheel functioneren duidelijk verbeterde en de aspecifieke stemmingsklachten verdwenen. Ook de diabetes kon beter worden ingesteld. Het psychologisch profiel bleef ongewijzigd. Testosteronsuppletie had geen effect.
conclusie Diagnostisch was er niet sprake van een depressieve stoornis maar van een apathiesyndroom op basis van testosterondeficiëntie.