De invloed van serotonerge en neurotrofe genen op angst en depressie. Longitudinale studies bij kinderen en volwassenen
achtergrond Er is veel onderzoek gedaan naar de invloed van serotonerge en neurotrofe genen op het ontstaan van angst en depressie. Dit heeft echter nog niet geleid tot eensluidende resultaten.
doel Testen van een associatie tussen neurotrofe en het serotonerge genen en angst en depressie, waarbij ook wordt getest in hoeverre de associatie afhankelijk is van leeftijd, door onderzoek te doen in twee grote populaties bestaande uit kinderen en volwassenen.
methoden Longitudinale data zijn verzameld bij jonge tweelingen met de Child Behavior Check List (cbcl) en de Young Self Report (ysr). Deze vragenlijst bevat onder meer een anxious/ depressed(A/D)-subschaal. Bij de volwassenen tweelingen en hun familieleden is sinds 1991 vijf maal de A/D-schaal afgenomen met Adult Self Report (asr). Er zijn een aantal snp's (single nucleotide olymorfism) gemeten in kandidaatgenen (37 snp's) in genen die coderen voor serotonine-1A-, -1D- en -2A-receptoren, in tryptofaanhydroxylase type 2 (tph2), brain derived neurotrophic factor (bdnf) en Plexin A2 (plxn). Het effect van de snp's is gemodelleerd op een latente factor die ten grondslag ligt aan A/D op alle verschillende metingen. Hierbij is gecorrigeerd voor de afhankelijkheid van de metingen van familieleden.
resultaten Er is geen significant effect van deze snp's op A/D-scores bij kinderen of bij volwassenen. Dit sluit aan bij de resultaten van een genoombrede associatiestudie naar depressie bij volwassenen in de Nederlandse populatie.
conclusie Serotonerge en neurotrofe genen zijn niet van invloed op de individuele verschillen in kwetsbaarheid voor angst en depressie. Mogelijk is het zinvoller om in het onderzoek naar genen die van invloed zijn op psychiatrische aandoeningen methodes te gebruiken die niet uitgaan van vooropgestelde hypotheses.