Longitudinale studies bij kinderen en volwassenen: genetica van depressie, angst en obsessieve compulsieve stoornissen
achtergrond Individuele verschillen in de kwetsbaarheid voor psychiatrische aandoeningen kunnen veroorzaakt worden door genetische risicofactoren en omgevingsfactoren. De bijdragen van deze risicofactoren verschillen mogelijk voor kinderen en volwassenen en kunnen ook verschillen voor mannen en vrouwen.
doel Het kwantificeren van de bijdrage van genetische factoren aan variatie in depressie, angst en obsessieve compulsieve klachten, als functie van leeftijd en geslacht en het onderzoeken van de invloed van deze factoren op de stabiliteit van symptomen.
methoden Onderzoek bij families met eeneiige en twee-eiige tweelingen in het Nederlands Tweelingen Register. De ouders van de jonge tweelingen hebben vijf keer een vragenlijst ingevuld met onder andere vragen over gedrags- en emotionele problemen toen hun kinderen tussen de drie en twaalf jaar oud waren. Gedurende de adolescentie hebben de kinderen op 12-, 14- en 16-jarige leeftijd zelf gerapporteerd over hun klachten. De volwassen tweelingen en hun broers en zussen hebben maximaal zeven keer een vragenlijst ontvangen. Het merendeel is tussen de 30 en de 40 jaar.
resultaten De bijdrage van erfelijke factoren is enigszins afhankelijk van leeftijd. Op 3-jarige leeftijd is de genetische invloed op verschillen in angst en depressie het grootst (circa 70%). Deze invloed daalt naar ongeveer 40% tot het twaalfde jaar en blijft daarna min of meer stabiel. Op een enkele uitzondering na, wordt de overige variatie verklaard door de individuspecifieke omgevingsinvloeden. Er zijn geen grote sekseverschillen in genetische architectuur. De stabiliteit in de klachten neemt toe met de leeftijd en wordt vooral verklaard door genetische factoren.
conclusie Risicofactoren voor psychische klachten veranderen deels met de leeftijd, waardoor individuen klachten kunnen ontwikkelen die ze eerst niet hadden. Stabiliteit in psychische klachten wordt echter grotendeels verklaard door genetische factoren. Onderzoek naar specifieke genen zou zich daarom hierop kunnen richten.