Persistentie van bewegingsstoornissen bij patiënten met Schizofrenie
achtergrond In een eerdere publicatie (Tenback & Van Harten 2005) met betrekking tot dit cohort werd gesuggereerd dat atypische antipsychotica bestaande tardieve dyskinesie (td) zouden kunnen verminderen. Weinig is echter bekend over de incidentie en vervolgens het beloop van bewegingsstoornissen zoals extrapiramidale stoornissen (eps) en td bij patiënten die uitsluitend behandeld worden met deze atypische antipsychotica. De incidentie en vervolgens persistentie van eps en td werden berekend bij een cohort patiënten met schizofrenie die vooral behandeld waren met atypische antipsychotica over een tijdsperiode van twee jaar.
doel Inzicht in de mogelijke achtergrond van het optreden van bewegingsstoornissen en behandelstrategieën voor de behandeling van schizofrenie en/of bewegingsstoornissen.
methoden Een cohort met meer dan 10.000 patiënten werd zes keer gezien over een tijdsperiode van twee jaar. Dichotome metingen van eps en td werden gebruikt om, in een cohort vrij van deze bewegingsstoornissen, de incidentiedichtheden en opeenvolgende cumulatieve persistentie te berekenen van eps en td.
resultaten Van de 9104 patiënten met schizofrenie zonder td bij de baselinemeting ontwikkelden 138 patiënten td hetgeen neerkomt op een incidentiedichtheid van 0,74% (95%-betrouwbaarheidsinterval (bi): 0,62-0,87) met een cumulatieve persistentie van 80%. Van de 6285 patiënten zonder eps ontwikkelden 464 patiënten eps hetgeen neerkomt op een incidentiedichtheid van 3,7% (95%-bi: 3,4-4,0); de cumulatieve persistentie van eps was 82%.
conclusie Incidentiedichtheden van eps en td zijn lager bij atypische antipsychotica. Echter als bewegingsstoornissen optreden tijdens het gebruik van atypische antipsychotica, blijken deze veelal persistent. Naast de incidentie en persistentie van eps en td worden mogelijke moderatoren van het longitudinale verloop van deze bewegingsstoornissen besproken.