Oxford Textbook of Old Age Psychiatry
In Groot-Brittannië werd ouderenpsychiatrie in 1988 als een apart specialisme erkend. Deze erkenning vormde de bevestiging van een klinische en academische ontwikkeling die reeds jaren aan de gang was. Een vergelijkbare ontwikkeling, zij het met enige vertraging, vindt men nu ook in andere westerse landen terug. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hét naslagwerk ouderenpsychiatrie wortelt in de Britse school. De eerste editie dateert uit 1990 onder redactie van professor Robin Jacoby, emeritus hoogleraar Ouderenpsychiatrie van de universiteit van Oxford. Achttien jaar later zijn we aan een vierde editie toe, de laatste versie waarbij Jacoby tot de redactieleden behoort. In deze relatief korte tijd is de discipline dermate ontwikkeld dat de eerste editie reeds verouderd lijkt. Deze vooruitgang is slechts voor een klein deel te danken aan het toenemend aantal ouderenpsychiaters, maar vooral aan het toenemend maatschappelijk belang, de interdisciplinaire werking (die legio is binnen de ouderenpsychiatrie) en de steeds nauwere band met het basisonderzoek. Hoewel de inhoud dus sterk gewijzigd is, blijft men min of meer trouw aan de structuur van de eerste editie. In het eerste grote deel, basiswetenschappen, worden de fundamenten gelegd. Voor de minder ervaren lezer is dit deel het verrassendst, met onder andere een evolutionair-biologische kijk op veroudering en een hoofdstuk over de ontwikkeling van de hersenschors wat tot een beter inzicht moet leiden in de klinische expressie van pathologische veroudering. Sociologische, (neuro)psychologische en epidemiologische inzichten krijgen in het eerste deel ook voldoende ruimte om een evenwichtig geheel te vormen. Het tweede deel behandelt de klinische praktijk van ouderenpsychiatrie, met aandacht voor zowel lichamelijk als mentaal onderzoek, neuropsychologische evaluatie, diagnostisch beeldvormingsonderzoek en behandeling, met - relatief gezien - meer ruimte voor niet-farmacologische interventies bij ouderen. In deel drie wordt stilgestaan bij de organisatie van de zorg voor ouderen met geestelijke gezondheidsproblemen. Dit deel heeft een uitgesproken 'couleur locale', maar blijft niettemin herkenbaar voor zorgverleners buiten het Verenigd Koninkrijk. De eerstelijnszorg, geheugenklinieken, liaisonpsychiatrie en zorg voor geïnstitutionaliseerde bejaarden komen aan bod. Deel vier behandelt de specifieke stoornissen waarmee psychiaters en andere hulpverleners in de ouderenpsychiatrie dagelijks geconfronteerd worden. Getuige van een brede kijk op ouderenpsychiatrie is het feit dat de hoofdstukken over dementie minder dan een derde van dit deel innemen. Een vermelding waard is het eerste deel van het hoofdstuk over stemmingsstoornissen, bestaande uit een aangrijpende getuigenis van een anonieme 76-jarige patiënt over een doorgemaakte depressie en de psychiatrische zorg die hij genoot. Ook opvallend is een poging om de term 'neurose' te verlossen van zijn obsoleet karakter door neurotische stoornissen opnieuw te bundelen vanuit een dimensionele benadering. Het vijfde en laatste deel belicht ethische en medisch-juridische aspecten van de ouderenpsychiatrie, zoals mishandeling en wilsbekwaamheid. Dit Oxford textbook of old age psychiatry, waarvan vorige edities verschenen onder de naam Psychiatry in the elderly, is internationaal gezien de bijbel van de ouderenpsychiatrie en mag zeker niet ontbreken in de bibliotheek van een afdeling ouderenpsychiatrie.
M. Vandenbulcke