Handboek obsessieve-compulsieve stoornissen
Het eerste wat treft bij dit handboek, dat verschijnt in een prestigieuze Nederlandstalige reeks, is de titel: Obsessieve-compulsieve stoornissen, in het meervoud. Reeds in het voorwoord wordt duidelijk gemaakt dat het boek uit twee ongeveer gelijke delen bestaat: een deel over de obsessieve-compulsieve stoornis (ocs) en een tweede deel gewijd aan de obsessieve-compulsieve spectrumstoornissen (ocss). Dat tweede deel omvat, naast een inleiding die het concept van die ocss bespreekt, nog 8 hoofdstukken die zulke diverse stoornissen zoals trichotillomanie, nagelbijten, kleptomanie, pathologisch gokken en dwangmatig seksueel gedrag beschrijven. Daarna volgen nog een hoofdstuk over de obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis, die niet tot dat 'spectrum' wordt gerekend, en een (interessant) slothoofdstuk over meetinstrumenten, dat bij beide delen van het boek aansluit. Het hoofdstuk dat de validiteit van het concept 'ocss' bespreekt, is erg kritisch, waardoor deze (misschien wat bevooroordeelde) lezer, op basis van dat hoofdstuk, eerder geneigd is om die validiteit nog te betwijfelen. Het argument dat het ocss-concept ervoor gezorgd heeft dat er meer aandacht is gekomen voor een aantal stoornissen lijkt mij daarbij een tweesnijdend zwaard, gezien het verwijt van 'disease-mongering' door verkopers van serotoninebeïnvloedende farmaca… Misschien zorgde dit ervoor dat ik de hoofdstukken van het tweede deel, hoe mooi ze allemaal op een gelijke wijze gestructureerd zijn, toch wat als 'los zand' ervoer; uiteraard interessant wanneer men een patiënt met dergelijke problematiek op consult krijgt. Ook bij het eerste deel heb ik bedenkingen. Zo vond ik enkele hoofdstukken nogal schools, met bijvoorbeeld uitgebreide technische uitwijdingen over beeldvorming en definities van neuropsychologische begrippen (maar misschien vinden jongere lezers dat wel fijn). De verschillende hoofdstukken zijn overigens goed onderbouwd en erg up-to-date, vooral waar het de neurobiologische aspecten van ocs betreft. Bij de beschrijving van onderzoek naar psychologische processen verbaasde het mij - maar ook daar ben ik wellicht bevooroordeeld - dat in het hoofdstuk over etiopathogenese psychoanalytische theorieën ruim dubbel zoveel plaats krijgen als het experimenteel psychopathologisch onderzoek, dat juist in dit onderzoeksgebied recent zo'n boeiende evolutie kende. Experimenteel onderzoek naar het effect van herhaaldelijk controleren en over het belang van metacognitieve concepten zoals vertrouwen in geheugen, perceptie en aandacht komt niet aan bod. Vervelend is dat in dit deel het onderzoek van Rassin en Muris (2007) verkeerd wordt weergegeven: deze onderzoekers vinden namelijk exact het tegengestelde van wat hen in dit boek wordt toegeschreven. Misschien komt het door het onderwerp van het boek, maar ik stoorde mij wel vaker aan kleine onzorgvuldigheden, ook in de vormgeving van het boek (reeds in het voorwoord loopt het fout). Die herinnerden mij aan de klinische ervaring dat deze dwangmatige patiënten, die staan op precisie en stiptheid, niet zelden chaotisch en te laat zijn. Dat brengt mij bij een belangrijk punt van waardering voor dit boek, namelijk de grote aandacht voor de fenomenologie en de beleving van patiënten. Die krijgen - terecht - een specifiek hoofdstuk. Ik vind de uitspraken in dat hoofdstuk echter te stellig, terwijl ik het gevoel heb dat ze te weinig geïntegreerd zijn in het geheel van het boek. Ik wees reeds op het ontbreken van onderzoek over vertrouwen in geheugen en aandacht, wat mijns inziens uitstekend aansluit bij het in dit hoofdstuk centraal genoemde thema van 'zekerheid' (bijvoorbeeld Hermans e.a. 2008). In datzelfde hoofdstuk verbaast Denys zich erover '… dat de huidige literatuur verzameldrang als een subtype van ocs beschouwt' en niet de gelijkenis met de obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis ziet, en hij voegt er streng aan toe: 'Het illustreert hoe diagnostische onzorgvuldigheid in de moderne psychiatrie tot schijnbaar interessante vragen leidt die op hun beurt nutteloze antwoorden opleveren omdat het verschil nu eenmaal significant is' (p. 30). Vreemd genoeg wordt hier verder in het boek niets meer mee gedaan… Samengevat: een boek dat heel wat te bieden heeft, maar waarvan de auteurs ook kansen missen. In een nieuwe editie hoop ik op meer eenheid en meer aandacht voor psychologische mechanismen, aansluitend bij de fenomenologische visie.
G. Pieters