Impulsiviteit, inhibitie en 'error monitoring' bij patiënten
achtergrond Patiënten met borderlinepersoonlijkheidsstoornis (bps) vertonen kenmerkend impulsief gedrag. In deze voordracht worden resultaten gepresenteerd van twee studies naar de neurofysiologie van impulsiviteit en inhibitie bij bps.
doel In de eerste studie werd onderzocht of er bij bps sprake is van een verminderde action monitoring.
methode Bij 12 patiënten met bps en 12 gezonde controles werd de mate van action monitoring bepaald door het meten van de 'error related negativity' (ern) tijdens het maken van een reactietijdtaak. De ern is een eeg-component die wordt gegenereerd in de anterieure cingulate cortex (acc) na het maken van fouten.
resultaat De patiënten lieten een impulsiever gedragspatroon zien dan de controlegroep. De controlepersonen pasten hun gedrag aan nadat zij een fout maakten, maar de patiënten niet. De bps-patiënten hadden een verlaagde ern-amplitude. Door een verminderde action monitoring lijken patiënten dus slechter van hun fouten te leren en handhaven zij een impulsieve responsstijl.
doel In het tweede onderzoek werd bekeken of bps-patiënten dezelfde inhibitiefoutenvertoonden als patiënten met schizofrenie.
methode Bij 32 patiënten met bps, 21 patiënten met schizofrenie en 25 gezonde controles werd dit gemeten met een 'antisaccadetaak'. In deze taak wordt deelnemers gevraagd automatische oogbewegingen (saccades) naar oplichtende lampjes te onderdrukken en een oogbeweging naar de tegenovergestelde kant (antisaccade) te maken. Voor het uitvoeren van deze taak is een intacte dorsolaterale prefrontale cortex (dlpfc) essentieel.
resultaat In dit onderzoek bleek dat bps-patiënten - net als de patiënten met schizofrenie - vaker inhibitiefouten maakten dan controles; dit gold vooral voor de subgroep van patiënten met psychoseachtige symptomen. Daarnaast maakten de bps-patiënten vaker 'valse starts' (te vroege oogbewegingen).
conclusie De resultaten van beide onderzoeken suggereren dat gebieden in de prefrontale cortex, zoals de acc en de dlpfc, niet optimaal functioneren bij patiënten met bps.