Voortijdige beëindiging van antidepressieve medicatie tijdens behandeling met mono- of combinatietherapie
achtergrond Voortijdige beëindiging van antidepressieve medicatie komt veel voor, gemiddeld stopt 53% voortijdig. De gevolgen zijn ernstig zoals risico op terugval, recidief of chronisch beloop. In eerder onderzoek is aangetoond dat combinatietherapie voortijdig uitval van antidepressieve medicatie doet verminderen (De Jonghe 2001). Het is dan ook van klinisch belang verder onderzoek te verrichten naar eventuele verschillen tussen monotherapie (mt) en combinatietherapie (ct) in voortijdig uitval van antidepressieve medicatie.
doel De auteurs willen antwoord geven op de vragen of er verschillen bestaan in uitvalfrequentie, behandelduur tot uitval en zelfgerapporteerde uitvalsredenen bij ambulante depressieve patiënten die behandeld werden met mt (antidepressieve medicatie) of ct (kortdurende psychodynamische steunende psychotherapie en antidepressieve medicatie).
methode In een gerandomiseerd klinisch onderzoek (24 weken) werd mt vergeleken met ct. Uiteindelijk werden 129 depressieve ambulante patiënten (mt: n = 57; ct: n = 72) met antidepressieve medicatie begonnen. In een per-protocolanalyse werden uitvalfrequenties, behandelduur tot uitval en zelfgerapporteerde redenen van voortijdig uitval van antidepressieve medicatie gemeten met vragenlijsten. Data-analyses werden uitgevoerd met de χ2-toets en kaplan-meier-survivalanalyse.
resultaten Na 24 weken beëindigde 30% voortijdig antidepressieve medicatie (mt: 40,4%; ct: 22,2%). Tot 14 weken was geen verschil in uitval tussen beide behandelingen aantoonbaar. Echter, ct-patiënten die na 16 weken uitvielen, bleven statistisch significant langer in behandeling dan mt-patiënten. Na 24 weken verschilde de belangrijkste reden voor uitval tussen beide behandelcondities. In de ct-groep was 'zich beter voelen' de belangrijkste reden voor uitval, echter 'bijwerkingen' waren de belangrijkste reden voor uitval in de mt-groep.
conclusie Combinatietherapie verschilt van monotherapie in uitvalsfrequentie, duur tot uitval en (zelfgerapporteerde) reden van uitval. Gezien het belang van optimale therapietrouw dient de clinicus vooral na 16 weken behandeling extra aandacht te besteden aan mt-patiënten met bijwerkingen en ct-patiënten die zijn opgeknapt.