Farmacogenetica bij de farmacotherapie met antipsychotica: van snp tot recept
Hoewel de behandeling met antipsychotica voor een groot deel van de patiënten met een psychose effectief is, treedt de antipsychotische werking pas na 4 tot 12 weken op. Ook is er bij bijna de helft van de patiënten sprake van bijwerkingen (zoals gewichtstoename, suikerziekte, bewegingsstoornissen, sedatie en seksuele disfunctie) en/of therapieresistentie. Belangrijke vragen zijn daarom nog steeds: wie reageert goed op welk medicijn en wie krijgt op welk medicijn welke bijwerkingen?
Farmacogenetica, of de studie naar de effecten van genetische variaties op de klinische respons van farmaca, bestudeert deze vragen met als doel te komen tot farmacotherapie op maat.
In deze cursus zullen eerst een aantal relevante basisbegrippen worden toegelicht, zoals farmacogenetica en -genomica, genotypering, singlenucleotidepolymorfismen (snp's) en repeats, fenotype, genotype, epistase en gen-responsinteracties.
Daarna zal de samenhang tussen deze begrippen worden geïllustreerd door dieper in te gaan op de farmocogenetica van onder andere tardieve dyskinesie en parkinsonisme.
Ten slotte zullen aan de hand van selecte casuïstiek de klinische toepasbaarheid en de plaats van farmacogenetica bij antipsychotica besproken worden. Hierbij zal ook ingegaan worden op de factoren, die bij de ontwikkeling en implementatie van farmacogenetica in de klinische praktijk een rol spelen. Deelnemers aan deze cursus krijgen literatuur van te voren toegestuurd.