Inference-based benadering bij patiënten met ocs: wat is haar relatie met het dopaminerge systeem?
achtergrond Klinische en empirische data die in de afgelopen 25 jaar verzameld zijn bij patiënten met obsessieve-compulsieve stoornissen (ocs) wijzen op omvangrijke verschillen tussen ocs en andere angststoornissen (Zohar e.a. 2007). Vanuit de neurobiologie wordt er dan ook op aangedrongen ocs niet langer als een angststoornis te beschouwen.
doel Een pleidooi houden voor de hypothese dat ocs een cognitieve stoornis is in plaats van een angststoornis.
methode Een literatuuroverzicht wordt gegeven van een cognitief psychologisch model van ocs, de inference-based approach (iba) (Aardema & O'Connor 2003). Verder wordt de relatie tussen het functioneren van het dopaminerge systeem en het iba-model vanuit de cognitieve psychologie besproken (Kapur 2005).
resultaten Volgens dit model zijn intrusies pathologische gevolgtrekkingen, in plaats van normale automatische gedachten die bij ieder gezond mens voorkomen. Er zou aan een intrusie een inductief redeneerproces voorafgaan, waarin fantasie en werkelijkheid verward worden, met als gevolg dat ingebeelde gevaren voor mogelijk worden gehouden. Deze mogelijkheden worden niet volledig verworpen, terwijl zintuiglijk waarneembaar is dat het om een onjuiste aanname gaat. O'Connor en Aardema spreken van inferential confusion (ic). ic impliceert dat er geen volledig adequate realiteitstoetsing optreedt.
conclusie In deze presentatie zal onderzocht worden in hoeverre er bij ocs aanwijzingen bestaan voor deze hypothese, in relatie met disfunctie van het dopaminerge systeem.