Kandidaatgenstudies bij ocs- wat levert analyse op basis van symptoomdimensies op?
achtergrond Ofschoon in de afgelopen decennia vooruitgang is geboekt in het karakteriseren van ocs, is nog maar weinig vooruitgang geboekt in het verhelderen van onderliggende genetische mechanismen. Dit laatste hangt waarschijnlijk samen met de heterogeniteit van ocs.
doel Om de klinische heterogeniteit te verminderen in ons cohort ocs-patiënten werden symptoomdimensies van ocs gecreëerd. Vervolgens werden polymorfismen in een aantal veelbelovende (en veelbestudeerde) kandidaatgenen, waaronder het brain-derived neurotrophic factorgen (bdnf; betrokken bij neuronale groei en serotoninetransport) en het cathecholamine-O-methyltransferasegen (comt; betrokken bij turnover van catecholamines), onderzocht met deze symptoomdimensies.
methode De Val66Met-variant van het bdnf-gen en de Val158Met-variant van het comt-gen werden onderzocht in relatief grote groepen patiënten (n = 419 en n = 373) en controlepersonen (n = 648 en n = 462), met behulp van factoranalyse op itemlevel van symptoomdimensies.
resultaat Vrouwen met het bdnf-Val/ Val-genotype hadden ernstiger ocs dan vrouwen met de andere genotypes, en vrouwen met het bdnf-Met/Met-genotype hadden een latere ontstaansleeftijd van ocs en vaker een negatieve familiegeschiedenis voor ocs. Een trend werd gevonden voor een positieve samenhang tussen seksuele/ religieuze obsessies en het bdnf-Val66Valgenotype. Verder was er een samenhang tussen het comt-158Met-allel en ocs bij mannen. Er was een trend voor minder somatische obsessies bij vrouwen met het comt-158Met/Met-genotype.
conclusie Vergroten van de homogeniteit van het fenotype is een veelbelovende techniek in het ontrafelen van de genetische basis van aandoeningen. Het betekent wel dat grotere groepen patiënten vereist zijn om verbanden op te sporen.