Voorkomen is beter dan genezen: primaire en secundaire preventie bij adhd
Aandachtstekortstoornis al dan niet met hyperactiviteit (adhd) heeft een zeer hoge prevalentie (3-5% van de bevolking). adhd is een van de best gevalideerde ontwikkelingspsychopathologische stoornissen. Er is convergerende evidentie dat de oorzaak ligt in een in de erfelijke aanleg aanwezige of verworven disfunctie van de selectie- en inhibitiecircuits in de prefrontale cortex. adhd is goed te behandelen met stimulatie van deze centra, en educatie, cognitieve gedragstherapie (Hechtman & Abikoff, 2004) (en neurofeedback!?) versterken het effect van de medicamenteuze behandeling. adhd persisteert in hoge mate naar de volwassenheid, al verandert de grove hyperactiviteit meestal in motorische en innerlijke rusteloosheid en staan problemen met planning en organisatie van taken en gedrag meer op de voorgrond.
Primaire preventie dient zich bij peuters te richten op stimulering van taalontwikkeling (Campbell & Shaw 2000) en het bijstaan en behandelen van hun moeders (met vaak niet-onderkende adhd) (Sonuga-Barke & Daley 2002).
adhd heeft een hoge comorbiditeit met specifieke ontwikkelingsstoornissen en leidt in meer dan 80% tot complicaties in de zin van emotionele, gedragsstoornissen en middelenmisbruik. Behandeling van adhd werkt secundair preventief op school en maatschappelijke dropout (Weiss e.a. 2006) en het voorkómen van gedragsstoornissen (Danckaerts & Heptinstall 2000) en middelenmisbruik (Wilens 2006). Het motiveren van adolescenten om de behandeling voort te zetten is van cruciaal belang in dezen.