Preventie van eetstoornissen: mogelijkheden en beperkingen
Vanwege de ingrijpende lichamelijke, psychische en sociale gevolgen van eetstoornissen is preventie erg belangrijk. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen primaire, secundaire en tertiaire preventie. Primaire preventie is gericht op het voorkómen van eetstoornissen door reductie van de risicofactoren en de ontstaansvoorwaarden. Secundaire preventie is gericht op vroegtijdige onderkenning en behandeling van eetstoornissen. Tertiaire preventie ten slotte richt zich op het voorkómen van chroniciteit van eetstoornissen.
Primaire preventie is het wenselijkst, maar is lastig te realiseren doordat reductie van culturele, psychische en genetische risicofactoren niet eenvoudig is. Secundaire preventie in de vorm van vroegtijdige onderkenning van eetstoornissen wordt ernstig bemoeilijkt doordat patiënten vaak lange tijd ontkennen dat zij een eetstoornis hebben en hun extreme lijngedrag aanvankelijk meer als een oplossing dan als een probleem ervaren.
Bovendien schamen zij zich vaak voor hun eetgedrag en proberen dit zo lang mogelijk voor hun omgeving te verbergen. Uit onderzoek blijkt dat het vaak meerdere jaren duurt voordat de betrokkene durft toe te geven dat ze een eetstoornis heeft en gemotiveerd raakt om hulp te zoeken. Daardoor zijn de meeste eetstoornispatiënten al in een vergevorderd stadium voordat ze bij een hulpverlener terecht komen. Door vroegtijdiger onderkenning van de eetstoornis en eerdere behandeling hoopt men dat eetstoornispatiënten minder ernstige lichamelijke, psychische en sociale gevolgen ontwikkelen en eerder zullen herstellen dan degenen die pas in een laat stadium hulp krijgen.
Omdat ongeveer 20% van de patiënten een chronische eetstoornis krijgt, is tertiaire preventie in de vorm van effectievere behandeling, voorkómen van terugval en duurzaam herstel van groot belang. In deze lezing zal ingegaan worden op de mogelijkheden van primaire, secundair en tertiaire preventie.