Niet alleen hoge cortisol-, maar ook lage cortisolconcentratie bij depressieve ouderen
achtergrond Traditioneel wordt depressie gezien als een aandoening die gepaard gaat met hyperactiviteit van de hypothalamus-hypofyse- bijnieras (hpa-as) en hypercortisolemie. Bij ouderen, echter, zijn er aanwijzingen dat juist langdurige, vaak levenslange, blootstelling aan stress en depressiviteit kan leiden tot een uitputting van de hpa-as.
doel Wij onderzochten de mogelijkheid van een U-vormig verband tussen cortisol en depressie, dat zou kunnen wijzen op zowel hypo- als hyperactiviteit van de hpa-as. Secundair aan deze vraagstelling werd onderzocht in hoeverre de cortisolhoogte samenhangt met verschillende depressiekenmerken.
methode Data werden verkregen van de Longitudinal Aging Study Amsterdam, een representatief cohort van 1185 mannen en vrouwen, 65 jaar en ouder. Depressiediagnostiek werd op klachtenniveau en volgens de criteria van de dsm-iii gedaan. De plasmaconcentratie cortisol (cort) en de vrije cortisolfractie werden gemeten, evenals potentieel verstorende variabelen zoals medicatiegebruik, chronische ziekten en cognitieve stoornissen.
resultaten Wij vonden aanwijzingen voor een U-vormig (niet-lineair) verband tussen cortisolwaarde en depressie (B (cort) = -9,50; p = 0,014; B (cort2) = 0,008; p = 0,021); zowel lage als hoge cortisolwaarden hingen samen met depressie. Datzelfde gold voor de vrije cortisolfractie. Recidiverende depressieve episodes werden met name gezien bij de hypocortisolemische depressie, terwijl de hypercortisolemische depressie samenhing met mannelijke sekse, met hart-vaatziekten, met nsaid-gebruik en met een lagere score op de Mini-Mental State Examination.
conclusie Bij ouderen gaan depressies gepaard met zowel lage als hoge cortisolwaarden. De hypo- en de hypercortisolemische depressie onderscheiden zich op een aantal belangrijke kenmerken, die mogelijk aangrijpingspunten vormen voor (secundaire) preventie.