Delieren binnen de palliatieve oncologie
achtergrond Delieren komen bij oncologische patiënten veelvuldig voor, mede door de gebruikte opiaten bij pijn en/of benauwdheid van patiënten. Binnen het Erasmus mc-Daniel den Hoed wordt op de Palliatieve Zorg & Symptoom Controle Unit (pzsc) gebruikgemaakt van het Delier Detectie Programma. Bij een eerste evaluatie in 2001-2002 bleek het aantal delieren op deze afdeling verminderd van 34 naar 12%.
doel Evaluatie van Delier Detectie Programma en evaluatie van het gebruik van een dos-schaal bij opiaatverandering.
methode Retrospectief dossieronderzoek van alle opnamen tussen februari 2004 en maart 2006.
resultaten In deze periode zijn er 524 opnames geweest van 400 verschillende patiënten in de leeftijd 22-89 jaar. Bij 52 patiënten werd een delier vastgesteld tijdens (één van de) opnames, d.w.z. bij 13% van de patiënten (en bij 10% van de opnames). Bij 453 opnames van patiënten < 70 jaar waren 46 delieren (10,2%; 95%-bi: 7,5-13,3); bij 71 opnames van patiënten ≥ 70 jaar, 6 delieren (8,5%; 95%-bi: 3,2-17,5). Bij 353 opnames van 251 patiënten werd de dos-score 72 uur bijgehouden wegens een opiaatverandering. Bij 309 patiënten met dos < 3 zijn 7 delieren geconstateerd; bij 39 met een dos ≥ 3 zijn 7 delieren geconstateerd (5 dos-scores afwezig). De sensitiviteit van de dos bij de gebruikelijke afkapwaarde ≥ 3 was 71%, bij een afkapwaarde van ≥ 1 verbetert de sensitiviteit van de dos naar 92%.
conclusies Binnen de pzsc-unit blijft de incidentie van een delier laag sinds de implementatie van het Delier Detectie Programma. Binnen de pzsc is leeftijd niet de belangrijkste predisponerende factor voor het krijgen van een delier; de onderliggende ziekte en daarvoor noodzakelijke behandelingen lijken van grotere invloed op de kans een delier te ontwikkelen. Binnen de pzsc - en meer specifiek na opiaatverandering - is een afkapwaarde ≥ 1 van de dos bruikbaarder dan de gebruikelijke waarde ≥ 3.