9/11: Mental Health in the Wake of Terrorist Attacks
We leven in een tijd waarin terroristische aanslagen dagelijks in het nieuws zijn. De meeste daarvan vinden plaats in landen of streken die zo niet geografisch, dan toch gevoelsmatig ver van ons verwijderd zijn, waaronder Afghanistan, Irak en Noord-Afrika. Soms komt zo'n land of gebied psychisch wat dichterbij, bijvoorbeeld omdat daar ook Nederlandse troepen gelegerd zijn. De massale aanslagen van 11 september 2001 in de vs en de daaropvolgende aanslagen in Londen en Madrid hebben ons duidelijk gemaakt dat mensen nergens veilig zijn en dat de dreiging zeker ook voor landen zoals Belgiƫ en Nederland geldt. Dat het ook wat de geestelijke volksgezondheid betreft om een verschijnsel gaat dat wereldwijd zeer de aandacht trekt, toonde de verschijning van een 858 pagina's tellend internationaal handboek aan (Danieli e.a. 2005). Het hier besproken boek is, zoals de titel ervan al aangeeft, een net iets minder omvangrijk werk, dat 35 hoofdstukken telt en exclusief gewijd is aan de impact van de massale aanslagen in New York en Washington in 2001 en de gevolgen ervan voor de getroffen samenleving en individuen. Dit boek brengt verslag uit van: (1) het epidemiologisch onderzoek dat met betrekking tot '9/11' is verricht; (2) hetgeen de maatschappij gedaan heeft om de ramp en de gevolgen ervan het hoofd te bieden; (3) de geboden opvang- en behandelprogramma's aan uiteindelijke categorieƫn getroffenen; en (4) de evaluatie van deze programma's, in het bijzonder de effectiviteit van behandeling met prolonged exposure. Extra waardevol is het laatste deel van het boek, waarin lessen getrokken worden die van belang zijn voor onderzoek naar en zorg voor getroffenen van andere terroristische aanslagen elders in de wereld en van andersoortige rampen (denk bijvoorbeeld aan de orkaan Katrina). In het boek worden ook discussies gevoerd, waarbij het er soms fel aan toegaat. Het gaat onder meer om de vraag naar de waarde van traditioneel epidemiologisch onderzoek, dat doorgaans te traag op gang komt en te lang duurt en zo nauwelijks te gebruiken is in de organisatie van passende hulpverleningsprogramma's. De heftigste confrontatie doet zich voor tussen auteurs Breslau en McNally enerzijds en redacteur Marshall anderzijds. Deze auteurs laten zich kritisch uit over bestaande opvattingen over trauma exposure en reduceren de acute posttraumatische stressstoornis (ptss) tot 'te verwachten emotionele distress'. Marshall windt zich hier zeer over op. Ik kan niet nalaten zelf ook enkele kanttekeningen te plaatsen. Ten eerste komt van de evidence- based behandelmethoden voor ptss alleen prolonged exposure (uitgebreid) aan bod, terwijl hier toch de vraag gesteld mag worden of dit de meest aangewezen benadering is. Ten tweede lijkt ptss gezien te worden als nagenoeg de enige stoornis die in reactie op terreur ontstaat. Tot slot doet al die aandacht - hoe begrijpelijk het ook is dat dit omvangrijke boek zich beperkt tot 9/11 - wat wrang aan wanneer men bedenkt dat elders, vooral in Irak, dagelijks op grote schaal aanslagen plaatsvinden met tienduizenden burgers en militairen als getroffenen.
O. van der Hart