The Human Frontal Lobes. Functions and Disorders (2de druk)
Ongeveer dertig procent van de cortex is frontaal en deze frontale cortex wordt sinds het werk van Penfield verdeeld in een motorisch en een premotorisch deel, waar de integratie van bewegingen plaatsvindt, en een prefrontaal deel, dat door de Russische neuropsycholoog Luria al ingedeeld werd in de orbitofrontale, de cingulaire en de dorsolaterale cortex. Het belang van de frontaalkwabben, en dan vooral de prefrontale gebieden, voor het menselijk gedrag hoeft niet benadrukt te worden. Wie daaraan twijfelt, hoeft zich alleen maar de gevolgen van de ruwe leukotomieën uit de jaren dertig in herinnering te brengen. Sinds het gebruik van beeldvormende technieken zoals structurele mri, functionele mri, spect- en pet-scans is onze kennis over deze gebieden en de relatie met (neuro)psychiatrische aandoeningen enorm toegenomen. De 39 hoofdstukken en de ongeveer 650 pagina's in dit boek weerspiegelen deze kennis, die voor sommigen misschien gesneden koek is, maar voor de gemiddelde psychiater zeker niet. Het boek heeft, na een robuuste inleiding, zes delen, waarin opeenvolgend de anatomie, de neurochemie, de beeldvormende technieken, de neuropsychologie en de neurologische en psychiatrische aandoeningen aan de orde komen. De interrelatie tussen de frontale cortex en de corticale en subcorticale circuits wordt goed en inzichtelijk uitgewerkt, waarbij de relatie tussen deze circuits en neuropsychiatrische aandoeningen de psychiater prikkelt. Datzelfde geldt voor de hoofdstukken over de neurotransmitters. Ons classificatiesysteem wordt door de auteurs moedwillig overschreden. En terecht. Het gedeelte over neuropsychologie is misschien wel het intrigerendste deel van het boek, omdat hierin de recente ontwikkeling op het gebied van de integratie van persoonlijkheid, sociale cognities en zelfbewustzijn aan de orde komt. Bij de evaluatie van onze eigen gedachten en gedachten over anderen (sociale cognitie) is de dorsomediale prefrontale cortex nauw betrokken. Boeiend is ook hoe onze spontane gedachten, voor zover deze stimulusonafhankelijke gedachten al bestaan, gerepresenteerd worden. Bij de neurologische aandoeningen is er vooral veel aandacht voor de frontale dementie en de alzheimerdementie. De frontale functies bij de psychiatrische aandoeningen vormen tot slot voor de specialist op het gebied van schizofrenie, bipolaire stoornis of depressie misschien een wat beperkt overzicht, maar voor de generalist een heel adequate inleiding. Van het onderzoek naar de functionele aspecten van de frontaalkwabben mogen wij in de nabije toekomst nog veel verwachten en van de moderne psychiater mogen wij op zijn minst verwachten dat hij hier kennis van heeft. Dit boek geeft die kennis.
J.E. Hovens