Emotional Intelligence in Couples Therapy. Advances from Neurobiology and the Science of Intimate Relationship
Als ik terugkijk op de internationale congressen over psychotherapie die ik de laatste jaren bezocht, zie ik een opvallend fenomeen terugkeren. Steevast wordt de belangrijkste openings- of slotlezing gegeven door een speciaal uitgenodigde collega (uit de vs), die breedvoerig de stand van zaken toelicht en die daarbij ook uitweidt over nieuwe neurobiologische ontdekkingen. Het psychotherapeutisch geschoolde publiek (waarvan het merendeel geen arts is - hoewel dat amper verschil maakt in deze zeer specialistische wetenschap) laat zich meestal overdonderen door de indrukwekkende theorieën en bewijzen, al dan niet geïllustreerd met kleurrijke afbeeldingen van scans en hersenmodellen in 3D. Mijn kritische geest kan dan niet nalaten te bedenken dat deze onderzoeken met zeer kleine, meestal niet-gecontroleerde en nietgerandomiseerde samples en zonder duidelijk omschreven hypothesen, voorbeelden zijn van pseudowetenschap. Hetzelfde gevoel bekroop mij ook bij het openslaan van dit boek. De introductie, die struikelt over woorden als groundbreaking, provocative new neurological research, revolutionary discoveries en a whole new way of understanding, smoorde alle mogelijke enthousiasme om dit boek te lezen in de kiem. De plicht van deze recensie deed me toch dapper verder lezen. Deel I, 'The scientific basis') beschrijft in detail de neurowetenschappelijke onderzoeken waarop de theorie steunt. In hoofdstuk 1 lezen we hoe emoties (en niet cognities) ons gedrag sturen. Het klinische voorbeeld (Susan and James) wordt helemaal uitgelegd in termen van self-protective neural states en short circuit activations. Hoofdstuk 2 toont een ander koppel (Jack and Lorette) en spreekt van brain's intimacy-producing states en jump-start dominant neural connections. Ook het derde hoofdstuk poneert een aantal banaliteiten (partners should stand up for themselves) in een neurowetenschappelijk kader. Deel II, 'pet-c' beschrijft dan de eigenlijke koppeltherapie die uit de voorgaande theorie is ontwikkeld. pet-c staat niet voor een beeldvormingsmethode maar voor pragmatic experimental therapy for couples. Hier blijkt het boek relatief mee te vallen, als we afstand nemen van het gezwollen en triomfantelijke taalgebruik. De uitgebreid voorgestelde behandeling is systematisch, respectvol en flexibel. Partners wordt geleerd om zichzelf en niet anderen trachten te veranderen, om vaardigheden te ontwikkelen in het uiten van emoties, om crisissituaties te managen en om triggers te herkennen. Al deze methoden zijn bekend, maar worden hier degelijk uitgelegd en goed geïllustreerd, soms zelfs interessant benaderd als we de neuronale theorieën die er steeds weer op worden losgelaten, buiten beschouwing laten. Het boek bevat verder heldere passages over therapeutische vaardigheden met tabellen en flowcharts, die het boek geschikt kunnen maken voor de psychotherapieopleiding. Samengevat is dit een klassiek partnerrelatietherapieboek dat weinig echt nieuws biedt, ondanks de irritante schreeuwerige toon en de pseudoneurowetenschappelijke theorie. We hebben in ons kleine taalgebied een beter werk dat in alle bescheidenheid, zonder succesgaranties en zonder wetenschappelijke pretenties, dezelfde therapeutische technieken beschrijft. Ik wil dat boek dan ook van harte aanbevelen: Helpen bij partnerrelatieproblemen (Vansteenwegen 2004). Het besproken werk mag u vergeten.
D.A.J. de Wachter