Religion and Coping in Mental Health Care
Er zijn vijf belangrijke redenen om dit boek te lezen. (1) Het is een verzameling van teksten die reeds in verschillende vaktijdschriften werden gepubliceerd. Ze samenbrengen en er een coherent geheel van maken: de auteurs zijn in deze opzet wonderwel geslaagd. (2) Het zijn Engelstalige artikelen. Terecht wijzen Pieper en Van Uden op het onderscheid tussen de situatie van de klinische godsdienstpsychologie in de vs en in Nederland (dan wel Vlaanderen). Dit onderscheid is vooral aan de sterkere secularisatie in onze contreien te wijten. Zo heeft bijvoorbeeld de grote Angelsaksische tenor van copingonderzoek in de klinische godsdienstpsychologie, Pargament, een copingschaal ontwikkeld die voor de transatlantische werkelijkheid geldt, maar niet volledig naar onze situatie kan worden gerepliceerd (onze landen kennen een meer geseculariseerde maatschappij). (3) De auteurs brengen belangrijk onderzoekswerk in kaart. Naast onderzoek van religie bij psychotherapeuten (statistisch gezien gelooft de groep psychotherapeuten minder dan de algemene populatie), hebben ze ook aandacht voor religie bij patiënten. Over dit laatste is minder bekend, waardoor de bijdrage van de auteurs des te verdienstelijker is. (4) Ook de - eveneens verwaarloosde - kracht van een gevalsbeschrijving wordt door Pieper & Van Uden in ere hersteld. De gevalsbeschrijving, inclusief de behandeling, van een man met een obsessionele pathologie illustreert het adagium van prof. Jacques Schotte dat de kliniek van de zieke mens twee dimensies veronderstelt, namelijk tellen en vertellen. (5) De eigen bijdrage van de auteurs is de rode draad van het boek. Ik noemde al het onderzoek dat ze in kaart brachten over het perspectief van de therapeut en de patiënt in verband met religieuze thema's. Ook hun nuancering en uitbreiding van Pargaments copingconcept bij religie maakt indruk. Pargament onderscheidt drie stijlen dan wel schalen die een actieve persoonlijke God eronderstellen. Pieper en Van Uden stellen een vierde stijl voor die een onpersoonlijke God impliceert. Ze noemen deze de 'receptivity scale' en 'eponimiseren' dit naar de Fortmann Scale (ere wie ere toekomt: Han Fortmann (1912-1970) erkende reeds de dialectiek tussen zelfactualisatie en overgave als basis voor psychische gezondheid). Deze laatste stijl houdt meer verband met basic trust en het transcendente in het algemeen, dan de drie stijlen van Pargament, die naar een vertrouwen in een persoonlijke God verwijzen. En tot slot ontwikkelen de auteurs een specifiek opleidingsproject voor therapeuten, gebaseerd op het concept van probleemgeoriënteerd onderwijs (problem oriented education). Zoals gezegd: vijf redenen om dit boek te lezen. En er is maar één reden om dit niet te doen: geen interesse hebben in deze dimensies van het menszijn ...
M. Calmeyn