Angst voor de tandarts
Odontofobie, tandartsfobie, is in de westerse wereld de meest voorkomende specifieke fobie, en komt vaker voor dan hoogtevrees en claustrofobie. Wel 40% van de Nederlanders zegt in meer of mindere mate bang te zijn voor de tandarts. Voor naar schatting 800.000 Nederlanders zou tandartsangst reden zijn om helemaal niet naar de tandarts te gaan. Het vermijden van tandartsbezoek leidt tot een zichzelf versterkende spiraal van tandbederf, generalisatie van angsten, schaamte en sociaal vermijdingsgedrag. Bij 40% van de patiënten met een tandartsfobie blijkt ook andere psychopathologie aanwezig, zoals andere angststoornissen of depressie. Ondanks deze indrukwekkende cijfers is de bekendheid met odontofobie, de behandelingsmogelijkheden en de literatuur daarover niet erg groot. In Nederland is een aantal angsttandartsen werkzaam en bestaan er Centra voor Bijzondere Tandheelkunde. Sinds enige tijd bestaat er een driejarige postacademische opleiding tot tandarts angstbegeleiding. De auteur van dit boek is zo'n angsttandarts en tevens psycholoog, en is als hoogleraar verbonden aan het Academisch Centrum Tandheelkunde in Amsterdam. Het boek is opgebouwd uit drie delen. In het inleidende deel wordt uitleg gegeven over lichte en ernstige tandartsangst, en wordt de angst verklaard vanuit het leertheoretische en biologische model. Het tweede deel concentreert zich op diagnostiek, hoe men in gesprek met een patiënt helderheid kan krijgen over de angst, de achtergronden ervan en wat er nodig is om het angstniveau te kunnen reduceren om tot tandheelkundige behandeling te kunnen overgaan. Het derde deel richt zich op behandeling van zowel lichte alsook extreme tandartsangst. Hier is aandacht voor diverse vormen van evidence-based psychologische gedragsbeïnvloeding (met name cognitieve gedragstherapie en Eye Movement Desensitization and Reprocessing (emdr)). Daarnaast is er een hoofdstuk over de farmacologische behandelmogelijkheden met anxiolytica en lachgas. Dat deze specifieke behandelingen succesvol zijn, blijkt wel uit het feit dat 60% van de odontofobische patiënten na zo'n specifieke behandeling in staat is de vervolgbehandeling bij de eigen tandarts te laten plaatsvinden. Een speciaal hoofdstuk is gewijd aan de behandeling van angstige kinderen. Dit boek is vlot en helder geschreven. Het afwisselen van theorie met patiëntvoorbeelden, vragen die gesteld kunnen worden, de uitwerking van gedragstherapeutische technieken enzovoort, vergroten de leesbaarheid en maken het zeer geschikt voor toepassing in de dagelijkse praktijk. Daarnaast is het een uitgave die fraai vormgegeven is. Niet alleen de moeite waard voor iedere tandarts en zijn assistent maar, ook gezien de frequentie van voorkomen van odontofobie, voor behandelaars werkzaam in de ggz.
I.M. van Vliet