Melancholia. The diagnosis, pathophysiology, and treatment of depressive illness
De titel, het gewicht, en Van Goghs treurende oude man op de omslag geven dit boek meteen de klassieke soliditeit waar dit thema recht op heeft: melancholia. Zoals manic-depressive illness altijd veelzeggender zal zijn dan bipolar disorder, ademt melancholia een kwellende zwaarmoedigheid die nooit in de term depression kan worden gevangen. In de schaduw van de melancholie verbleekt depressie als 'a noun with a bland tonality and lacking any magisterial presence, a true wimp of a word for such a major illness'. Het gaat hierbij niet alleen om de nuances van de taal, maar ook over de trefzekerheid van de diagnostische concepten. Zo is toch vaak ook onze klinische ervaring: veel patiënten 'zijn' depressief of 'hebben' een depressie, maar soms zien wij iemand met een 'echte' melancholie. Maar wat is dat dan? De auteurs definiëren melancholia als 'a recurrent, debilitating, pervasive brain disorder that alters mood, motor functions, thinking, cognition, perception and many basic physiological processes'. Dit syndroom wordt beschreven vanuit de psychopathologische symptomen en in contrast met allerlei niet-melancholische depressieve syndromen, waarvan het niet alleen kwantitatief maar vooral ook kwalitatief verschilt. Bipolaire, psychotische, katatone en postpartumdepressies zijn vormen van melancholie, net als gestoorde rouw. De auteurs bestrijden het onderscheid dat actuele classificaties maken tussen unipolaire en bipolaire stoornissen. Zij zijn kritisch ten aanzien van de dsm en de icd die gebaseerd zijn op fenotypische beschrijvingen, en stellen dat naast specifieke kernsymptomen afwijkende neuro-endocriene tests een beter onderscheid maken tussen melancholische en niet-melancholische depressies. Mooi is het hoofdstuk over het onderzoek van de melancholische patiënt. De schrijvers zijn wars van gestructureerde interviews ('the examination that best delineates a clinical condition is like a conversation, not an interrogation') en geven verbatim weergegeven vele voorbeelden van diagnostische gespreksfragmenten. Het deel over behandeling bespreekt uitgebreid elektroconvulsietherapie (ect) (als uitgesproken effectieve behandeling) en farmacotherapie. Er is een kritische beschouwing over door de farmaceutische industrie gesponsord onderzoek dat door allerlei bias te gunstig uitpakt voor moderne antidepressiva. Tricyclische antidepressiva (tca) zijn eerste keuze, selectieve serotonineheropnameremmers (ssri) zijn nauwelijks effectief. Het laatste deel geeft een uitgebreide bespreking van de pathofysiologie, en suggesties voor toekomstig onderzoek. Dit is een mooi geschreven, wat eigenzinnig boek, te beschouwen als het erfgoed van twee emeriti die zich decennialang met stemmingsstoornissen hebben beziggehouden, en graag illustere clinici uit voorbije eeuwen aanhalen. Hoewel zij zich zeker niet alleen op eigen ideeën baseren (het boek heeft ongeveer 3000 referenties), is hun uiteindelijke boodschap anders dan de thans gangbare: melancholie is niet slechts een ernstige vorm van depressie, het is een aparte (hersen)ziekte. Los van de vraag of men het hiermee eens wil zijn, kan ik het boek vanwege zijn diepgaande bespreking van de vitale depressie aanraden aan eenieder die geintrigeerd is door stemmingsstoornissen.
R.W. Kupka