Cognitieve gedragstherapie bij angststoornissen. Een praktische handleiding (H. Geluk, Vert.)
Met dit boek wil de auteur een praktisch handboek aanbieden voor de cognitieve therapie van angststoornissen. Hij vermeldt in de inleiding dat het gaat om een 'zuiver cognitieve' benadering. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het eerste hoofdstuk, over de achtergronden van de angststoornissen, alleen deze theorieën behandelt. De nadruk ligt op disfunctionele schema's, negatieve automatische gedachten, piekeren en obsessies. In de visie van Wells hebben 'gedragsmatige reacties' slechts een rol in het instandhouden van disfunctionele denkpatronen. Dat er ook andere theorieën bestaan over de oorsprong en het instandhouden van angststoornissen is in dit boek niet aan de orde. Dat maakt de scope en de algemene relevantie van meet af aan beperkt, maar het komt de homogeniteit wel ten goede. De volgende drie hoofdstukken behandelen op een algemene, dat wil zeggen een niet-stoornisgebonden manier hoe cognitieve therapie in zijn werk gaat. Dat gaat van het verzamelen van informatie over indeling en structuur van sessies tot de gebruikte gesprekstechnieken. Onvoldoende voor een leek om het vak uit te leren, zoals overigens duidelijk gesteld wordt, maar wel een goedgeschreven opfrisser voor wie een basisopleiding achter de rug heeft. Vervolgens worden in de volgende hoofdstukken één voor één de angststoornissen behandeld. Hypochondrie wordt hier, als ziekteangst, tot de angststoornissen gerekend: een verdedigbaar standpunt vanuit praktische overwegingen. Elk hoofdstuk bevat schematische verhelderingen van theoretische concepten en is ruim voorzien van stukken dialoog tussen de auteur en een aantal van zijn patiënten. Dit verhoogt de praktische bruikbaarheid aanzienlijk. Hier en daar worden ook specifieke theoretische aanvullingen gedaan, vaak gestoeld op het eigen wetenschappelijke werk van de auteur. Zo wordt in het hoofdstuk over de gegeneraliseerde angststoornis zijn werk over metacognities behandeld. Bij deze aandoening, waar de cognities inderdaad op de voorgrond staan, is de toegevoegde waarde duidelijk. In andere hoofdstukken is dat minder het geval. Door de zuiver cognitieve benadering wordt het belang van bijvoorbeeld de dwanghandelingen bij de obsessieve compulsieve stoornis en de agorafobie bij de paniekstoornis onderbelicht. Dat is jammer omdat, zoals uit onderzoek blijkt, dit gedrag bij deze mensen vaak de grootste verstoring van het dagelijks leven veroorzaakt. Sterke punten van dit boek zijn de homogeniteit en het erg hoge praktische gehalte. Daar ik sinds een aantal jaren het Engelse origineel in mijn bezit heb, was ik in dit geval ook in staat de kwaliteit van de vertaling te beoordelen: de Nederlandse tekst leest erg vlot maar blijft toch dicht bijhet origineel - een knappe prestatie. De belangrijkste beperking van dit boek is toch de wetenschappelijke tunnelvisie van de auteur. Zo'n houding is begrijpelijk, en vaak inherent, in het geval van een wetenschappelijk artikel, maar verkleint de algemene bruikbaarheid van dit als praktische handleiding bedoelde boek.
K.R.J. Schruers