Fundamentals of Forensic Practice. Mental Health and Criminal Law
Bij het opstellen van een psychiatrisch rapport is het van groot belang dat het rapport duidelijk is voor alle belanghebbenden. Dat wil zeggen dat het zó moet zijn geschreven dat ook de geïnteresseerde leek het rapport in zijn geheel kan begrijpen. Over het bereiken van transparantie in het strafrechtelijk psychiatrisch rapporteren gaat het boek Fundamentals of Forensic Practice van de psycholoog Rogers en de jurist Shuman, en in het bijzonder over 'how do you know what you claim to know', het achterliggende wetenschapsmodel dus van psychiaters en psychologen. Methoden en technieken van onderzoek en de besluitvorming moeten expliciet gemaakt worden om na te gaan of ze adequaat worden toegepast. Aangezien elk geval uniek is, is het van belang de eisen openbaar te maken die aan een strafrechtelijk rapport moeten worden gesteld. Het federale strafrechtsysteem van de vs gaat er op grond van eigen jurisprudentie van uit dat een verklaring van een psychiater of psycholoog onwetenschappelijk is tenzij die gestandaardiseerd tot stand is gekomen, accuraat is en aan eisen van betrouwbaarheid kan voldoen, zoals reproduceerbaarheid van de feiten en interbeoordelaarsovereenstemming. Het boek bestaat uit twee delen. Het eerste, over de fundamenten van de forensische praktijk, gaat over de fundamentele achtergronden van de forensisch psychiatrische en forensisch psychologische wetenschap en praktijk. Er wordt dieper ingegaan op het simuleren (malingering) en andere response styles, zoals gesimuleerde cognitieve stoornissen ('amnesie'). Het tweede deel van dit boek gaat over specifieke forensisch-psychiatrische onderwerpen: onder meer over het vermogen om terecht te staan (competency to stand trial), de ontoerekeningsvatbaarheid (insanity defence) en de ernst van het delict in verhouding tot de verantwoordelijkheid van de dader. Het gebruik van de psychopathieschaal en de risico's van seksuele delinquenten komen hierbij uitvoerig aan bod. De auteurs besluiten vervolgens met een integratieve verhandeling van enerzijds het strafrecht en anderzijds de forensische praktijk. De verschillende hoofdstukken zijn allemaal op dezelfde manier gestructureerd: een relevant juridisch begrip wordt besproken en vervolgens wordt besproken hoe de gedragsdeskundigen daarmee omgaan vanuit hun wetenschap. Na die operationalisering volgt de bespreking van de klinische methodes om het juridische criterium toe te passen op dit individuele geval met behulp van bepaalde onderzoeksmethodieken, zoals gestructureerde interviews en specifieke tests. Het vierde onderdeel van een hoofdstuk bestaat uit (voor het Nederlandse strafrechtsysteem onbekende) letterlijk weergegeven kruisverhoren, waarin de mogelijkheden en de beperkingen van de verklaringen van gedragsdeskundigen aan bod komen. Hoewel dit boek stoelt op de federale Amerikaanse strafrechtspraak is het een aanrader voor alle Nederlandse psychiaters en psychologen die zich bezighouden met de Rapportage pro Justitia. Alleen al de telkens terugkerende vraag naar alternatieve verklaringen maakt dit boek tot een verfrissende leeservaring. Vanzelfsprekendheden worden hier niet geaccepteerd.
H.J.C. van Marle