Integratieve kinder- en jeugdpsychotherapie
Na jarenlange ideologische oorlogsvoering tussen de grote psychotherapiescholen lijkt het tijdperk van verzoening nu definitief aangebroken. Doordat principiële barrières geslecht zijn en men meer geneigd is om over eigen grenzen heen te kijken, zijn de mogelijkheden voor multitheoretisch denken en multimethodisch handelen meer dan ooit aanwezig. Deze integratie van ideeën en psychotherapeutische technieken sluit niet alleen goed aan bij de langer bestaande praktijk waarin veel psychotherapeuten multimethodisch werk(t)en, het is vooral ook de uiting van een algemeen besef dat menselijk gedrag zich niet door één allesomvattende theorie laat verklaren. In Integratieve kinder- en jeugdpsychotherapie, onder redactie van F. Verheij en met bijdragen van in totaal negen auteurs, wordt de state of the art beschreven van theorie en praktijk van psychotherapie- integratie. Het valt buiten het bestek van deze recensie om gedetailleerd in te gaan op de inhoud van dit lijvige boek, maar in grote lijnen gaat het over de integratie van de vier meest toonaangevende psychotherapeutische stromingen van de vorige eeuw, respectievelijk het psychoanalytische, het experiëntiële, het cognitief-gedragstherapeutische en het systeemtheoretische kader. Het boek bestaat uit 44 hoofdstukken en er kunnen 3 delen worden onderscheiden. Het eerste deel (hoofdstukken 1-8) is vooral theoretisch georiënteerd. In dit deel staan de historie en de moderne ontwikkeling van de 4 bovengenoemde psychotherapeutische kaders centraal. Theoretische integratie wordt uitgewerkt in termen van een multitheoretisch referentiekader waarbinnen de afzonderlijke deeltheorieën met elkaar verbonden kunnen worden. Een hoger niveau van integratie, in termen van een integratieve metatheorie, wordt vooralsnog niet mogelijk geacht. Het tweede deel (hoofdstukken 9-39), dat volledig georiënteerd is op de praktijk, vormt de kern van het boek. De volgorde van de hoofdstukken in dit deel volgt grotendeels het hulpverleningsproces in de tijd, van diagnostiek via behandelingsplanning naar behandeling en begeleiding. Integratie in deze praktische context is uitgewerkt in termen van de common factors (aspecifieke therapeutische factoren), zoals werkverband, werkplaats, werkrelatie en algemene interventies. Door het veelvuldig gebruik van casuïstiek wordt inzichtelijk gemaakt hoe multimethodisch handelen op een theoretisch verantwoorde wijze plaats kan vinden. In het derde deel (hoofdstukken 40-44) ten slotte worden enkele thema's, waaronder cultuur, supervisie en effectiviteitonderzoek, zonder duidelijk integratief kader los behandeld. Vergeleken met de rest van het boek valt dit laatste deel qua grondigheid en uitdieping van de onderwerpen wat tegen. Voor het totale evenwicht is het misschien een idee om het boek óf langer te maken, óf het laatste deel als appendix toe te voegen. Alles overwegende vind ik Integratieve kinder- en jeugdpsychotherapie een informatief en een weldoordacht boek over een boeiende fase in de ontwikkeling van het vak (kinder- en jeugd)psychotherapie. Verplichte literatuur voor alle kinder- en jeugdpsychotherapeuten in opleiding, een sterke aanrader voor geïnteresseerden.
M. Wiznitzer