Schizofrenie tussen symptoom en subject. Een archeologie van de psychose
Jos de Kroon is psychiater-psychoanalyticus en behoort tot de volgelingen van de Franse psychoanalyticus Jacques Lacan. Het hoofdthema van dit boek is het subject in de psychiatrie, dat volgens de auteur in de hedendaagse psychiatrie verloren dreigt te gaan. In het eerste deel behandelt hij de plaats van het subject - niet alleen in de psychiatrie, maar ook in de westerse filosofie. Zo wordt een overzicht gegeven van het subject bij achtereenvolgens Descartes, Spinoza, Kant, Hegel, Nietzsche, Heidegger, Foucault, Karl Jaspers en ten slotte Lacan. Het tweede deel is gewijd aan het symptoom. Via de semiologie van de Amerikaanse natuurkundige Peirce (1839-1914), van de Franse taalkundige De Saussure (1857-1913) en van enkele anderen, belandt de auteur bij Freud en bij Lacan, wiens leer uitgebreid wordt besproken. Het derde deel is bedoeld als een kritische beschouwing over schizofrenie. Na een korte theoretische inleiding volgt een uitgebreide casuïstiek, namelijk de bespreking van het boek Ulysses van de Ierse schrijver James Joyce en een klinische gevalsbespreking - telkens belicht vanuit de theorie van Lacan. In feite is dit boek een felle aanklacht tegen de overheersende invloed van de neurobiologie op de hedendaagse psychiatrie. De biologische psychiatrie wordt verweten reductionistisch en revisionistisch te zijn, dit laatste omdat zij zou terugkeren tot het rationalisme van de Verlichting. Vervolgens worden enkele auteurs instemmend geciteerd die de biologische psychiatrie een pseudo- wetenschap noemen maar over hun argumenten blijft de lezer echter in het ongewisse, alhoewel dit nochtans een cruciaal punt in het betoog is. De schrijver is blijkbaar onverschillig voor de reële vooruitgang van de biologische psychiatrie zoals bijvoorbeeld de genetica en de toepassing van de beeldvormende technieken. Hier kan echter verwezen worden naar de kritiek van Sokal en Bricmont (1997) die de theorie van Lacan pseudowetenschappelijk en een pseudo-algebra noemden … Tijdens de lectuur van dit boek wordt het steeds duidelijker dat de auteur geen evenwicht nastreeft tussen het natuur- en geesteswetenschappelijk aspect van de psychiatrie, maar daarentegen het primaat verdedigt van de hermeneutische benadering. De literatuurlijst lijkt uitgebreid, maar is in feite erg selectief en eenzijdig. Hoewel hierin heel wat Franstalige werken opgenomen zijn, is het verwonderlijk dat het magistrale boek La Psychose van De Waelhens (1972) als psychoanalytische benadering niet vermeld wordt. Wat echter minder verbaast, is dat het mooie pleidooi van Van Praag (1992) voor de herwaardering van de subjectiviteit in de psychiatrie niet aangehaald wordt. Tevens is de titel van het boek wat misleidend, want slechts twaalf bladzijden worden besteed aan het concept van de schizofrenie - als de casuïstiek niet wordt meegerekend. Heel wat psychiaters maken zich terecht zorgen over een te eenzijdige biologische en vooral farmacologische benadering ten nadele van de subjectieve ervaring en de psychotherapie. Of dit boek hiervoor een oplossing verschaft, valt echter te betwijfelen. Daarvoor is de theorie van Lacan te speculatief, hermetisch en omstreden. Eerder moet er gestreefd worden naar een integratiemodel zoals door Kandel (1998) en K.S. Kendler (2005) wordt voorgesteld. Een herwaardering van de fenomenologie van Karl Jaspers past hierin.
I.V.H. Wolfs