Catatonia. From psychopathology to neurobiology
De geschatte prevalentie van katatonie op psychiatrische opnameafdelingen is tien procent. Herkenning van dit ernstige syndroom is van groot belang, aangezien er een effectieve behandeling voorhanden is. Helaas wordt katatonie sterk ondergediagnosticeerd in de dagelijkse klinische praktijk (Van Harten 2005). Een boek waarin 29 deskundigen op het gebied van bewegingsstoornissen op een systematische wijze diverse aspecten van katatonie toelichten, is dan ook meer dan welkom. In 17 hoofdstukken worden achtereenvolgens de volgende onderwerpen besproken: historie, epidemiologie, diagnostiek, neurofysiologie, de verschillende subtypen, de behandeling en de prognose. De laatste drie hoofdstukken worden gewijd aan genetica, diermodellen en evolutionaire aspecten. Dit boek vormt een goede aanvulling op het boek van Fink & Taylor (2003), dat een jaar eerder verscheen, maar doordat een brede waaier van talrijke onderzoekers een bijdrage levert, wordt er op een meer genuanceerde wijze informatie aangeboden. Zoals de titel aangeeft wordt er bovendien meer aandacht besteed aan de neurobiologie van katatonie. In tegenstelling tot het werk van Fink & Taylor (2003) is dit boek echter minder handig voor gebruik in de dagelijkse klinische praktijk. Zo bevatten de hoofdstukken over de nosologie en het klinisch onderzoek geen gevalsbeschrijvingen en wordt er in het algemeen weinig gebruikgemaakt van overzichtstabellen en illustraties. Verder brengt de opbouw van het boek met zich mee dat er in sommige hoofdstukken informatie herhaald wordt. Tot slot wordt de behandeling niet op een geïntegreerde wijze beschreven. Er wordt namelijk een apart hoofdstuk gewijd aan de farmacotherapie enerzijds en aan elektroconvulsietherapie anderzijds, maar een samenvattende beslisboom met duidelijke behandelrichtlijnen ontbreekt. Als besluit kunnen we stellen dat dit boek complementair is aan het boek van Fink & Taylor (2003). Het is encyclopedisch van aard en het biedt een meer genuanceerd overzicht van de huidige onderzoeksgegevens, maar het is minder handig voor gebruik in de klinische praktijk.
F. Van Den Eede