Acute and transient psychoses
Tot op heden zijn er weinig onderzoeken gepubliceerd over de kortdurende psychotische stoornis, want alle aandacht wordt besteed aan schizofrenie en de bipolaire stoornis. Dit boek wordt echter voorgesteld als de eerste uitgebreide monografie over dit onderwerp. De beide auteurs zijn verbonden aan de Martin Luther Universiteit van Halle- Wittenberg. Alhoewel dit boek is uitgegeven in Cambridge, past dit werk in de Duitse nosologische traditie. Professor Andreas Marneros won trouwens de Kraepelin research Prize voor zijn studie van de psychosen. Het boek begint met een historische inleiding waarin het verband wordt gelegd tussen de visie van Kraepelin en de icd-10- en dsm-iv-definities. Het concept van de cycloïde psychose, dat opgenomen is in de icd 10, is belangrijk. Dit begrip gaat terug tot de 'drie Karls', namelijk Karl Wernicke, Karl Kleist en Karl Leonhard, waarbij het geen toeval zal zijn dat de eerste twee psychiaters hoogleraar waren aan dezelfde Oost-Duitse universiteit als de auteurs. Vervolgens wordt stilgestaan bij het Franse begrip bouffée délirante zoals dat ontwikkeld is door Magnan in 1885 en door Ey in 1954, evenals het Duitse begrip van de degeneratiepsychose zoals geopperd door Bonhoeffer in 1907, het Japanse concept van de atypische psychose en ten slotte het concept van de reactieve psychose, zoals oorspronkelijk ontwikkeld door Karl Jaspers in 1913 en thans vooral in Scandinavië gebruikt. In feite zijn dit allemaal pogingen om een groep acute niet-affectieve en voorbijgaande psychosen (non-affective remitting psychosis, narp) te beschrijven. Na deze belangrijke inleiding geven de auteurs een overzicht van een aantal recente onderzoeken, merkwaardig genoeg vooral in ontwikkelingslanden, waarna het eigen onderzoek, de Halle study of brief and acute psychosis (hasbap) uitvoerig wordt voorgesteld. Kort samengevat komen volgens dit onderzoek deze acute psychosen meer bij vrouwen voor, een belangrijk verschil met schizofrenie en de schizoaffectieve stoornissen. De leeftijd bij het begin van een eerste psychose situeert zich ook later, vooral tussen de 30 en 50 jaar. Er is een erfelijke component. Het opleidingsniveau is gemiddeld hoger dan bij schizofrenie. Psychotraumatische gebeurtenissen zouden weinig invloed hebben, evenmin als geboortetrauma's, het geboorteseizoen en vroegtijdige ontwikkelingsstoornissen. Het klinische beeld wordt gekenmerkt door een polymorfe symptomatologie met snel wisselende symptomen, dit in tegenstelling tot schizofrenie. De hervalfrequentie zou evenwel overeenkomen met die van schizofrenie en schizoaffectieve stoornissen, maar wel met een gunstiger prognose vanwege het uitblijven van een ernstig defect en bijgevolg een betere handhaving van het sociale niveau. Er komen echter geen specifieke ct-, mri- of eeg- afwijkingen voor. Er worden kenmerken van hersenatrofie in dezelfde verhoudingen gevonden als bij schizofrenie. Als besluit wordt geopteerd voor het concept brief polymorphic psychoses dat wel wordt geplaatst in een continuüm van psychosen, maar dus niet wordt beschouwd als een onafhankelijke nosologische entiteit. Het boek eindigt met een zeer uitgebreide bibliografie van Engelstalige, Duitstalige en Franstalige publicaties. Dit werk geeft een verhelderende nieuwe kijk op de nosologie van de psychosen. Er wordt immers meestal uitgegaan van de dichotomie van Kraepelin, die men ook terugvindt in de dsm iv. Nochtans heeft Kraepelin zelf zijn twijfels hierover geuit. Vervolgens mag men niet vergeten dat er in de klassieke Duitse psychiatrie minstens drie richtingen waren wat betreft de indeling van de psychosen (Berrios & Porter 1995): ten eerste de Einheitspsychose van Griesinger uit 1843, welk concept men thans in de Britse school terug kan vinden, ten tweede de dichotomie van Kraepelin en volgelingen, en een derde richting waarbij de endogene psychosen in meerdere ziektebeelden werden verdeeld en waarvan Wernicke, Gaupp, Kretschmer, Kleist en Leonhard vertegenwoordigers waren. Voor deze ingewikkelde nosologische problematiek is er tegenwoordig slechts weinig belangstelling, misschien ook onder invloed van de promotie van de farmaceutische industrie, die behoefte heeft aan grote klinische entiteiten. Nochtans kan een meer gedifferentieerde nosologie nuttig zijn voor een nauwkeuriger prognose. Daarom is dit boek zeer aan te bevelen voor allen die zich verdiepen in de studie en behandeling van psychosen. Daarenboven gaat in deze uitgave Duitse grondigheid hand in hand met Angelsaksisch pragmatisme.
I.V.H. Wolfs